Na
eerst een week meegelopen te zijn met een ervaren Maleisiegangster kon
ik m’n eigen
groep van 20 mensen van het vliegveld in Kuching halen. Zonder
uitzondering had
iedereen moeite met de tropische temperatuur en de hoge
vochtigheidsgraad. Dit verslag is een mix van twee Maleisië-reizen
die ik voor Djoser begeleidde. Het is 27 september 2001.
Na
een 2-daags verblijf in het Bako National Park, waar van iedereen wel wat
gestolen werd door de makaken (apensoort) varierend van koekjes tot een badpak,
vertrokken we naar het ‘longhouse’ van de Iban-stam. Dit is een van de
koppensnellerstammen die behoren tot de Dayaks. Een uur durende tocht door de jungle
in wankele bootjes bracht ons bij onze gaststam. Door de lage waterstand
moesten we bij kleine stroomversnellingen zelfs uitstappen om de boot tegen de
stroom op te duwen. Hilariteit alom natuurlijk! De slagzin ‘Djoser, een andere
manier van reizen!’, was hier duidelijk van toepassing.
In
het longhouse, dat een lengte van 260 meter kan hebben en geheel van materialen
uit het woud is gebouwd, hingen inderdaad nog wat trofeeen uit vervlogen
tijden. Een trosje mensenschedels, nog buitgemaakt door de oudste mannen van de
stam die nog in leven zijn, hing quasi nochalant aan een hanebalk. Deze
zeer vriendelijke heren zitten van top tot teen onder de tatoeages, welke zijn
‘verdiend’ met het koppensnellen.
‘s
Avonds hebben we de meegebrachtte cadeau’s overhandigd en werden we officieel
welkom geheten met het gebruikelijke glaas Tuak (rijstwijn). Daarna werden
er wat krijgshaftige dansen opgevoerd (ook door de oude krijgers) en werd er
nog meer wijn gedronken. Daar het afslaan als onbeleefd wordt beschouwd, met alle
gevolgen van dien, moest zelfs de meest principiele
niet-drinker er aan geloven.
Ons
verblijf aldaar werd door een aantal deelnemers van de groep met gemengde
gevoelens ervaren. ‘Wel erg primitief zeg!’ en ‘de toiletten zijn niet helemaal schoon
en de douche doet het niet!’. Tja, dat kun je verwachten bij een volk dat nog
maar net de televisie heeft ontdekt en de rivier als hun badkamer beschouwt.
Een aantal mensen, inclusief uw correspondent, trotseerden de krokodillen (die
er volgens sommige schijtluizen zaten) en namen een verfrissende
duik in de stromende rivier.
De
volgende ochtend maakten we een ‘junglewalk’ waarbij een aantal slimme
dierenvallen gedemonstreerd werd en we ook met de blaaspijp mochten ‘schieten’.
De lunch werd op orginele wijze bereid in bamboebuizen boven
een houtvuur op de oever van de rivier. Alles bij elkaar enigszins toeristisch,
maar het gaf toch een aardige indruk van hoe deze mensen leven.
Na
twee nachten ‘afzien’ in het longhouse mocht de groep even
‘bijkomen’ in het
zeer luxe hotel in Sibu. Een grote stad aan de monding van de Rejang
rivier. ‘s Avonds lekker gdanst op de muziek van een swingende
Filipijnse liveband.
Na
een te kort verblijf aldaar zoeken we ons nieuwe primitieve onderkomen in het
Similajou N.P. op. Hier zijn fraaie neushoornvogels te zien en kun je lange wandelingen
maken met hier en daar een uitstapje naar een strand om af te koelen.
Vervolgens
naar het Niah N.P. waar je een van de grootste grotopeningen ter wereld kunt
vinden (250 m.
breed en 60 m.
hoog) en waar de vogelnestjes van het plafond worden geoogst door
mannen die aan boemboestokken hangen te bungelen.
Vanuit
de stad Miri vliegen we met 19 zitters ‘Twin Otters’ in 40 minuten naar het
Gunung Mulu N.P. Je kunt hier alleen per boot of per vliegtuig komen. Wij hebben
geluk, want de afgelopen weken had het zo weinig geregend dat de atmosfeer zo
stoffig en heiig was dat er niet kon worden gevlogen.
In
Mulu vindt je grotten zo groot dat je er 40 jumbojets in kunt parkeren. Rond
zonsondergang zien we bij de ingang van de Deer Cave ongeveer een miljoen vleermuizen
in donkere slierten naar buiten komen om op jacht te gaan naar hun dagelijks
portie insekten. Dit levert een spectaculair schouwspel op waarbij vele monden
openvallen. Tijdens de boottocht de volgende ochtend naar de Wind Cave
en de Clearwater Cave bezoeken we een dorpje van het nomadenvolk, de Penan, die
zeer primitief leven.
Tijdens
ons verblijf hier met m’n tweede groep leek het me een geschikt moment om de
gebruikelijke evaluatie te doen, maar een persoon uit de verder zeer leuke
groep had wel een zeer vreemde interpretatie van een evaluatie. Hij vond
iedereen die sommige accomodatie iets te basic vond, een grote zeiker en verder
vond hij een mevrouw op leeftijd een grote k… en van der man was ie ook niet
bang schreeuwde hij er achteraan!!!
Enfin,
er viel met deze idioot niet te praten zodat ik evaluatie maar afgekapt heb.
Vervolgens begon meneer aan tafel weer ruzie te schoppen waardoor zijn
vrouw(!?) overstuur van tafel liep. Kortom, we hadden een gevaarlijke
psychopaat in ons midden die maar doorging met het bedreigen van mensen uit de
groep en om redenen die kant noch wal raakten. Je ziet, het is voor een
reisbegeleider niet alleen maar ‘vakantie’.
Na
Mulu vliegen we in één dag terug naar Miri en vandaar naar Kota Kinabalu (KK)
in de staat Sabah. Van hieruit verder naar Mount Kinabalu waarbij we van 1866 meter eerst naar de
berghut op 3272 klimmen en de volgende ochtend om drie (!!) uur starten met de
klim naar de top over granieten rotsen. We hebben veel geluk met het weer. Via
een aantal vaste touwen klimmen we hijgend
bij het licht van de volle maan richting de top. Het is bijna windstil,
dus niet koud. Een 51-jarige arts uit de groep wiens hart regelmatig veel te
snel slaat wordt door zijn twee jonge zoons ondersteund om toch boven te komen. Na 2 uur en 45 minuten
zwoegen hebben we de 800
meters naar de 4095 hoge top afgelegd en kunnen we
genieten van een fantastische zonsopkomst.
Na
de afdaling naar de hut worden de topklimmers met een staande ovatie binnengehaald
door de achterblijvers voor wie de top toch een te grote uitdaging was of de hoogte voor een barstende koppijn zorgde.
Bij
de tweede groep ging het klimmen naar de hut probleemloos, maar ‘s avonds was
een van de vrouwen doodziek geworden door een gebrek aan zuurstof. Het bleek
dat ze een deel van een van haar longen miste. Ze zag lijkbleek en had een
tintelend gezicht, handen en voeten. Ook tijdens het uitrusten in bed werd de situatie
steeds zorgwekkender. Een zuurstofcilinder was niet aanwezig en de brancard lag
nog beneden bij de entrée van het park omdat er afgelopen week een Engels
meisje is komen te overlijden op de berg. Weliswaar had ze niet helemaal aan
zichzelf te wijten, maar toch!!
Uiteindelijk
hebben we met haar man en twee gidsen die haar soms droegen en dan weer
ondersteunden de 1400 meter
in het donker afgedaald. Gelukkig ging het na 500 meter afdalen al snel
beter met haar en hoefde er verder geen arts aan te pas te komen.
Dat
moest wel de volgende middag toen ons ‘psychopaatje’ in het park door een insect
was gestoken en daar allergisch op reageerde met een behoorlijk opgezwollen onderbeen.
Even flitste er een zeer slechte gedachte door m’n hoofd toen dit net gebeurd
was, maar na hem een tijdje te hebben laten lijden zijn we toch maar naar een
dokter gegaan. Hij mocht door de voorgeschreven antibioticakuur in ieder geval
vijf dagen geen bier drinken wat voor hem een zeer zware straf is. Het
psychopaatje moest nu dus wel vriendelijk tegen me zijn want, omdat hij en zijn
vrouw geen Engels spraken hadden ze m’n hulp nodig.
Enfin,
de reis wordt vervolgd richting het in het noord-westen van Sabah gelegen dorp
Sukau. Via een mooie weg door uitgestrekte oliepalmplantages (Maleisie is de
grootste palmolieproducent ter wereld), waarvan het laatste uur over onverharde
weg, komen we aan bij ons lodge aan de Kinabatangan-rivier.
Wat
een luxe! Veel beter dan het ‘lodge’ waar we met de eerste groep verbleven. Er
staan houten appartementjes op een groot grasveld met palmbomen waarbij
iedereen dit keer zijn eigen douche, toilet en veranda heeft.
De eerste groep had steen
en been geklaagd omdat de accomodatie te ‘basic’ was en je gezeten op plastic keukenstoelen
niet echt kon relaxen en dat was wel nodig na die zware beklimming van Mount
Kinabalu. Ik kon ze geen ongelijk geven!
Meteen
om 16 uur springen we in twee gereedliggende bootjes om naar een zijrivier te
varen om daar naar een groep neusapen te gaan kijken. Onderweg vaart de boot
naast ons op een stuk hout waardoor de buitenboordmotor opklapt, de bootsman
zijn evenwicht verliest en de boot onbestuurbaar op ons afsnelt. Als er niet
ingegrepen wordt zal hij ons midscheeps rammen!!! Gelukkig herwint de jongen
zijn evenwicht snel en kan hij de boot op tijd onder controle krijgen zodat de
ze elkaar alleen maar zacht aantikken. Na dit korte intermezzo pruttelen we het
zijriviertje in.
Van
zo dichtbij had ik deze apen nog niet gezien. Het lijken net mensen zoals ze
daar op de takken van de bladeren zitten te snoepen. De mannetjes met hun belachelijk
grote neus springen vanaf de hoogste takken met enorm veel kabaal naar beneden
waarbij ze in hun val het liefst enkele takken afbreken om maar zoveel mogelijk
indruk op de wijfjes te maken. Gezien het grote aantal jongen in deze groep is
dat aardig gelukt. Wijdbeens met hun rode toverstok overeind zitten ze ons
stoer aan te kijken. De camera’s klikken onafgebroken en iedereen ligt in een
stuip van het lachen om deze ‘macho’ vertoning. ‘s Avonds bekijken we deze
beelden nog eens op de monitor van een van de videocamera’s.
De
volgende ochtend om half zes staan we op om het leven op de oevers van de
rivier te zien ontwaken. Onze boot glijdt soepel door het rimpelloze water op zoek
naar alles wat leeft. We zien zeker drie
van de acht soorten van de nationale neushoornvogel, een paar visarenden, kameleonnen, een soort kraanvogels, en zilverrugapen.
We onderbreken de boottocht voor een ‘jungle’wandeling. Tijdens de toch waarbij
we volledig ingepakt zijn om ons te beschermen tegen bloedzuigers, ontdekken we
olifantenshit op de grond en een wilde orang oetan hoog in een boom. Wat een
mazzel hebben we weer! We
varen terug en hebben een laat ontbijt om 10 uur.
De
rustelozen van de groep bezoeken de locale markt en de rest voelt zich absoluut
niet bezwaard als ze aan de oever van de
rivier in de de schaduw van een grote boom liggend op het gras in slaap vallen
om verder te dromen over krokodillen,
slangen en neusapen.
Net
als in het Bako National Park zitten hier ook van die brutale uitgekookte
makaken. Maar deze zijn zonodig nog erger. Ze werken namelijk in ‘teams’.
Als
ik juist een niet te versmaden cola met arak heb ingeschonken verschijnt er op de
balustrade een groot mannetje die uitdagend zit te kijken. Om hem te verjagen
loop ik op hem toe waarna achter m’n rug een andere aap het half lege blikje
cola in zijn vlugge vingers meejat en snel de boom inklimt om het daar op zijn gemak op te drinken!!
Het gaat zo snel dat niemand in heeft in kunnen grijpen. Hoezo ….‘teamwork’!?
De Polen op het traject A’dam-Schiphol zijn er niets bij. Natuurlijk ligt iedereen
in een deuk van het lachen om deze slimme 'overval'.
‘s
Middags om vier uur is het weer tijd voor actie. Een van de locale gidsen heeft
een groep olifanten gezien en die wil ieder natuurlijk met eigen eigen ogen
aanschouwen. We varen een half uur stroomopwaarts als we platgetrapt riet langs
de oever zien. Hier komen ze waarschijnlijk drinken. Sssssst……… wordt er
geroepen en dan horen we in verte duidelijk het getrompetter van een olifant.
Iedereen is meteen tot in de laatste spier gespannen. ‘Daar’…… wijst een van de
bootsmannen, die een veel beter getraind oog heeft dan wij met zijn allen, en jawel… achter het riet zien we vaag de
grijze contouren van een olifant! We varen wat dichterbij terwijl de olifant
aanstalten maakt om bij het water te komen drinken. Maar dan begint het vanuit
het niets ineens te regenen. Dikke druppels vormen luchtbellen op het water en
binnen een minuut worden we omgeven door een ondoordringbaar watergordijn dat
alles aan het zicht onttrekt. Tot overmaat van ramp begint het ook nog te
onweren. Snel zoeken we ‘beschutting’ onder een paar struiken. Binnen vijf
minuten zijn we volledig doorweekt en hangt het dreigende onweer recht boven
ons. Met oorverdovende klappen ontlaad het onweer zich vlak bij de boot. Een
aantal mensen is hier helemaal niet blij mee te zien aan de angstige gezichten
en zou het liefst de boot meteen verlaten. Maar waarheen!? Tussen de bomen op
de oever staan waarschijnlijk een paar van die dikhuiden die niet zo van
indringers houden. We blijven dus maar in de boot die langzaam vol begint te lopen.
Als na een half uur het onweer wat is verwijderd scheuren we naar een
nabijgelegen vissershut om daar het einde van deze tropische hoosbui af te
wachten. Hier kunnen een paar mensen de tranen niet meer binnenhouden. Als we
nog een half uur verder zijn stopt het met regenen, breekt de zon weer door en lijkt
het alsof er nooit een onweersbui is geweest.
Na
dit onvergetelijke verblijf bezoeken we onderweg het orang oetan-rehabilitatiecentrum
waar deze apen, die vaak bij particulieren in beslag zijn genomen, geleerd
wordt in de natuur hun eten te vinden en een nest te bouwen. De dieren die al
zelfstandig in het bos mogen leven kunnen nog wel dagelijks een portie eten van
een boomplatform komen ophalen. Hier kun je als bezoeker gaan kijken.
Hierna
vliegen we vanaf Sandakan met onze vierde binnenlandse vlucht terug naar Kota
Kinabalu om het laatste weekend van deze reis door te brengen. Er liggen hier
vijf tropische Bounty-eilandjes voor de kust waar we prachtig gedoken en
gesnorkeld hebben. Een mooiere afsluiting van een reis kun je je niet wensen.
Als
ik de groep zondagavond op het vliegtuig naar Kuala Lumpur en aansluitend A’dam
heb gezet vlieg ik zelf terug naar Kuching om maandag om twaalf uur de volgende
groep op te wachten. Het feest kan opnieuw beginnen!
Groeten
vanuit Kuching waar het op het moment al een paar uur stortregent, Vincent
7
okt. 2001
Hallo,
het
reisverslag was in feite al afgerond, maar wat we nu weer meegemaakt hebben is
zeker de moeite van het vermelden waard.
Afgelopen
donderdag was het weer tijd om naar het longhouse af te reizen. Vijf uur met de
bus en vervolgens een uur met vier wankele longboten door het regenwoud
op weg naar het Nango Kesit longhouse. Tot zover was er niets ongewoons aan de
hand. Hooguit dan de abnormaal vele tropische regenbuien die ons al sinds het
begin van deze reis teisteren. Volgens 'kenners' waren dit typische
moesonbuien, maar dan wel twee maanden te vroeg!!
Tijdens
de boottocht scheen de zon als vanouds......bloedheet! Ook 's avonds bleef het
droog, maar 's ochtends om vijf uur werd iedereen wakker van het
gekletter op het dak van ons gastenverblijf. Dit ging een aantal uren zo door.
Toen het even droog was besloten we om toch met de 'junglewalk' te starten.
Boven wonder hielden we het hierbij droog. Pas toen we veilig en wel terug op
onze stek waren begon het te stortregenen en dit ging tot een uur of twee
onverminderd door. Met lezen, spelletjes en schrijven werd de tijd gevuld
ondertussen regelmatig een blik op de rivier werpend die al een meter gestegen
was en enorme hoeveelheden drijfhout meevoerde. Af en toe kwamen er comlete
bomen voorbij die voor veel schade konden zorgen. De bootsmannen waren
voortdurend in de weer hun houten boten heel te houden door ze dicht tegen de
oever aan te trekken. De motoren werden er vanaf gehaald en veilig opgeborgen. Ondertussen
werden er herinneringen opgehaald over hoe hoog het water tijdens de moeson wel
eens gestaan, nog niet wetend wat ons nog te wachten stond.
Ondanks
dat het bij ons al sinds twee uur droog was bleef de rivier gestadig stijgen,
met een snelheid van niet minder dan twintig centimeter per tien minuten!! Het
moest stroomopwaarts wel ongelooflijk hozen om dit allesverwoestende
natuurgeweld mogelijk te maken. Wij
maakten ons eigenlijk alleen zorgen over hoe we morgen weer terug bij onze bus
moesten komen want met zoveel hout in het water was het onmogelijk om te varen.
We zagen het bruine modderwater voor onze ogen via de schuine oever omhoog
kruipen tot het om half vijf de eerste palen bereikte waarop ons verblijf
gebouwd was! Volgens een aantal Iban-man zou het niet veel verder meer stijgen
en hoefden we ons geen zorgen te maken. Ik had daar eerlijk gezegd m'n twijfels
over gezien de niet afnemende stijging van de waterspiegel. Om kwart voor vijf
bedacht ik dat dit wel eens uit de hand zou kunnen lopen en liet iedereen zijn
spullen pakken om 'standby' te staan, zodat we meteen konden evacueren naar het
hogergelegen longhouse. Toen na tien minuten iedereen klaar stond zijn we
meteen naar boven doorgelopenboven want het water stond al bijna tot onze toegangstrap.
Toen we met onze tassen liepen te sjouwen
probeerden twee Iban-mannen ons er nog van te overtuigen dat er echt
geen gevaar was, maar omdat deze heren al veel te diep in het arakglas hadden gekeken
hebben we die aanwijzingen maar wijselijk genegeerd en gingen we door met onze
evacuatie.
Ook
de matrassen werden naar boven verhuisd waar een stel Iban-vrouwen snel matjes
op de vloer hadden uitgerold en de 'bedden' voor ons opmaakten. Het was geweldig
om zo gastvrij opgevangen te worden. Als laatste hielpen wij op onze beurt de
Ibankookploeg om de keukenuitrusting en het eten naar boven te sjouwen. Inmiddels
moesten we al door kniediep water waden.
Ondertussen
was onze chauffeur/gids Sulang als een speer teruggereisd naar onze bus die met een
groot deel van onze bagage erin op het beginpunt van de boottocht geparkeerd
stond. Toen hij daar aankwam stonden de wielen al veertig centimeter onder water! Nog net op tijd dus om hem nog
weg te kunnen rijden.
Na
het eten hebben we de avond doorgebracht met een aantal Iban waaronder een oude
krijger van 83 die ooit vijf koppen heeft gesneld. Er werd gezongen, op authentieke
muziekinstrumenten gespeeld en natuurlijk veel arak gedronken.
Soms
gingen we even bij het water kijken dat rond elf uur zijn hoogste punt
bereikte. De vloer van ons verblijf dat aan alle kanten omgeven was door
kolkend water stond vijf centimeter onder water wat betekend dat de rivier zo'n
zeven a acht meter gestegen was!!! (zie het gele merkteken op foto 17)
Alsof
er daarboven een kraan dichtgedraaid was zakte het water daarna twee keer zo
snel als het gestegen was. De volgende ochtend werd bij het eerste daglicht de
schade opgenomen. De modderstroom had een dikke modderdrap achtergelaten op
alle vloeren en paden, maar verder was er niet veel beschadigd, hooguit veel weggedreven.
Na
een hartverwarmend afscheid konden wij gelukkig gewoon met de boot terug
richting bewoonde wereld.
Wellicht
tot het volgende avontuur,
Vincent
|