Knightstown, Valentia Island





Ierland



back

Home
Reisverslagen
Fotoserie



Van 22 mei tot 7 juni 2005

Wat er aan vooraf ging
Ierland is een land dat ons allebei aanspreekt; de woeste ongerepte natuur, het wandelen en misschien ook een beetje het Guinness-bier. Bovendien is het een land waar we geen van beiden nog geweest zijn. Mei en juni zouden de maanden moeten zijn met de meeste zonne-uren. Maar dat is niet het enige dat nieuw voor ons is. We boeken voor het eerst via internet en betalen met de creditcard van Vincent. Na het nodige gesurf hebben we nu een onwaarschijnlijk goedkope vlucht via Ryan Air: nog geen 35 euro voor een retourvlucht voor twee personen. De luchthavenbelasting en boekingskosten zijn met zo’n 100 euro relatief hoog.

Eigenlijk zouden we de eerste twee weken van mei gaan, maar kort daarvoor schiet het Vincent twee keer in zijn rug. Hierdoor is zelfs de meest comfortabele vakantie onmogelijk, laat staan kamperen en wandelen. De avond voor vertrek blazen we alles af en Ingrid gaat de volgende dag met de nodige tegenzin naar haar werk. Vincent werkt met diazepam en mensendieck-therapie aan een verder herstel.

Zondag 22 mei is het dan eindelijk zover: we vliegen naar Dublin om ruim twee weken in een huurauto door het zuiden en westen van Ierland te trekken. Ierland dat twee keer zo groot is als Nederland en toch maar drieënhalf miljoen inwoners heeft. En dan te bedenken dat Ierland rond 1840 meer dan acht miljoen inwoners telde. Enkele mislukte aardappeloogsten waren er de oorzaak van dat in het jaar 1845 meer dan een miljoen Ieren de hongerdood stierven. Een trieste anekdote uit deze periode vertelt waarom sommige Ieren bijvoorbeeld O’Rourke heten en anderen Rourke. Er bestaat geen geschreven bewijs van, maar men beweert dat de Engelsen tijdens de Grote Hongersnood uitsluitend soep bedeelden aan diegenen die afstand deden van die O’ voor hun naam. Alle middelen waren goed om de Ierse identiteit te verzwakken. Meer dan een miljoen Ieren verlaat het land in de hoop om elders een bestaan op de bouwen. Velen strijken neer in Amerika en zo stammen bijvoorbeeld ook de Kennedy’s en de Reagan’s af van Ierse emigranten.

Zondag 22 mei: van vliegveld Dublin naar county Wicklow
’s Morgens beginnen we op ons gemak met het inpakken van onze spullen. Al gauw merken we dat dit meer tijd kost dan normaal. We mogen namelijk maar vijftien kilo bagage inchecken, daarentegen is tien kilo handbagage weer relatief veel. Nog nooit hebben we onze weegschaal zo intensief gebruikt en na heel wat ompakken zou het dan nu goed moeten zijn.

Nog snel brengen we de sleutel naar Hella en Kees en eten daar een stuk taart als lunch om Hella’s verjaardag te vieren. Op de valreep trekt Ingrid de gesp van de heupband van haar rugzak kapot, maar uiteindelijk weten we dan toch volgens planning de trein van 14.22 uur richting Eindhoven te halen. Bij het inchecken blijkt onze bagage toch ruim twee kilo te zwaar te zijn, maar blijkbaar vindt de baliemedewerkster ons aardig genoeg om het geen probleem te laten zijn.

Tijdens het wachten werken we een restje olijven weg en halen ons boterhampakket tevoorschijn. Tja, het hoort nu eenmaal bij die goedkope tickets dat je tijdens de vlucht op een houtje moet bijten. Na ongeveer vijf kwartier vliegen landen we om acht uur plaatselijke tijd op Dublin (een uur vroeger dan in Nederland). Het loopt allemaal gesmeerd, om negen uur zitten we in ons huurautootje: een blauwe vijfdeurs Chevrolet (door Vincent liefkozend ‘Chevy’ genoemd) met slechts 4588 mijl op de teller. Duidelijk een groter en luxer model dan we gereserveerd (en betaald) hebben.

Het is wel even wennen, want alles zit aan de andere kant. Vincent schakelt (letterlijk) redelijk vlotjes om, Ingrid is blij dat ze kaart mag lezen (Vincent minder, omdat Ingrid’s richtingsgevoel redelijk rampzalig te noemen is). We koersen naar het zuiden richting Enniskerry, waar we de tent nog voor het donker op hopen te zetten. Op het laatst verdwalen we nog hopeloos. De Ieren zijn erg hulpvaardig, maar de camping is schijnbaar moeilijk te vinden. Inmiddels is het elf uur en stikdonker en komt de regen met bakken uit de hemel. Ingrid weet nog net een Ierse in duster zover te krijgen de deur open te doen en haar man tekent voor ons een plattegrondje dat ons hoopvol stemt.
En inderdaad: een paar minuten later draaien we het veldje van de Vally View Caravan Park op. Bij het licht van de auto zetten we de tent op en eten soep in het minikeukentje. Tijdens de vakantie merken we dat elke camping wel een kookruimte heeft. Soms een simpel hok, soms met alles erop en eraan. Links en rechts van de camping loopt een weg met het nodige verkeer; het lijkt onze flat in Arnhem wel, we voelen ons meteen thuis alhoewel we hier wat meer stilte verwacht hadden. Rond middernacht kruipen we dan eindelijk in de slaapzak. Wat een lange en enerverende dag! Vanaf morgen doen we alles op z’n Iers, oftewel: take it easy. Klik voor een grotere foto>>>camping in Enniskerry, klik voor een grotere afbeelding




Maandag 23 mei: county Wicklow - Glendalough    

Na een nacht vol harde wind en veel regen zien we dan eindelijk ons uitzicht: een helling met gaspeldoorn, prachtig donkergeel. We ontbijten in ‘onze’ keuken en constateren dat we (op een vage camper na) de enige gasten zijn. Richard, de vriendelijke eigenaar, stopt ons allerlei folders toe om ons maar zo lang mogelijk op zijn campinkje vast te houden. Hij legt ons uit waar de dichtstbijzijnde supermarkt is, maar zegt er gelijk bij dat het in de stad goedkoper is. En inderdaad: van de prijzen in de plaatselijke Spar van Enniskerry worden we enigszins bleek om de neus.

De zon schijnt warm, al regent het tussentijds steeds. Na deze reis kunnen we volmondig zeggen: niets zo veranderlijk als het weer in Ierland. We volgen een mooie route door een vallei met gaspeldoorn richting Sally Gap. Een desolaat landschap met vooral veel schapen.

We parkeren de auto in Glendalough, dat letterlijk ‘vallei van twee meren’ betekent. Het ligt midden in een wilde, bergachtige streek en trekt veel toeristen en schoolklassen. We kiezen voor de oranje wandelroute en na de Poulanass Waterfall houdt de rest van de bezoekers het gelukkig voor gezien. We hebben een mooi zicht op de bosrijke omgeving en het Upper Lake en zien in groten getale prachtige blauwe bloemen. Ze doen een beetje denken aan het grasklokje. We hoeven maar één keer voor de regen te schuilen en hebben verder schitterend weer. Helaas lopen we ook een stukje door boskapgebied. Ierland is altijd erg bosrijk geweest, de belangrijkste reden waarom Engeland zich altijd zo in dit land vastgebeten heeft. Nu is het in Europa het land met verhoudingsgewijs het minste bos.

Na de wandeling bezoeken we een nederzetting van meer dan 1.200 jaar oud. Daarmee behoort het tot de oudste christelijke overblijfselen van Europa. Het kerkje is helemaal van steen, zelfs het dak. Het ziet er mooi en robuust uit. Iets verderop staat een ronde toren van ruim dertig meter hoog uit de negende eeuw. De deuropening zit drie meter boven de grond, waardoor de monniken zich bij een inval van bijvoorbeeld de Vikingen met eten en kostbaarheden konden terugtrekken. Overal staan oude Keltische grafstenen en we schuilen in de ruïne van een kathedraal voor een fikse regen bui. Nadat we de nederzetting verlaten hebben weten we tussen de buien door toch nog een hotdog naar binnen te werken.

Onderweg bewonderen en fotograferen we uitgebreid de gaspeldoorn en slaan dan onze slag in een supermarkt in de kustplaats Greystones. Ierland is beduidend duurder. Behalve de benzine; die is met een euro per liter goedkoop. Op de camping blijkt dat Vincent het pannenhandvat in Arnhem heeft laten liggen. Ingrid stelt voor om aan de campingeigenaars te vragen of ze een winkel weten waar ze goedkope pannen verkopen. Eigenlijk in de hoop dat ze ons een oude pan aanbieden en inderdaad komt Richard even later met een kolossale oude wok. Dezelfde als die we kortgeleden in Arnhem afgedankt hebben omdat hij zo aanbakt. We bedanken ze uitvoerig en leven ons uit in het minikeukentje. ’s Avonds blijkt de douche nog kleiner te zijn.

Door de noordelijke ligging van Ierland blijft het lang licht. Toch kruipen we al vroeg in de tent. Morgen hopen we een lange wandeling door de Wicklow Mountains te maken.

Dinsdag 24 mei: wandelen in de Wicklow Mountains
Na een nacht vol regen beginnen we om half tien aan een van Ierlands vele wandelingen: een stuk van de Wicklow Way, een wandeling van in totaal 132 kilometer voor vijf dagen. Wij hebben gekozen voor een stuk van dag twee na de lovende woorden in de Lonely Planet: This day offers much of the best walking along the Way, with a long stretch across open moorland with excellent views.’

Het is schitterend weer en we lopen door een mooi naaldbos. Al vrij snel ziet Vincent twee eekhoorntjes die op hun gemak rondscharrelen en even later ontdekt Ingrid een hert. Het eerste stuk is vooral bergop en na 125 meter klimmen worden we beloond met een schitterend uitzicht op de grootste waterval van Ierland: de Powerscourt Waterfall. De rivier de Dargle stort hier 119 meter naar beneden. Het kost wat moeite, maar zo weten we toch de entree van € 4,50 en een paar bussen met toeristen te omzeilen. We zien bergen en dalen, schitterende wolkenluchten en natuurlijk weer veel gaspeldoorn.

Na een stuk door een mysterieus naaldbos dalen we af naar het prachtige snelstromende riviertje de Dargle. Altijd zonde om af te dalen, vooral als je ziet dat je meteen daarna weer stijl omhoog moet. Daarna komen we in een totaal ander landschap terecht; de naaldbossen van het eerste stuk gaan over in een kaal heuvellandschap met heide en oneindige vergezichten. Een desolaat landschap dat ons aan de pampa’s van Argentinië doet denken. Nu hebben we ook ons doel voor ogen: de Djouce Mountain. Halverwege de klim komen we twee oude Ieren tegen, die hier uit de omgeving komen en nog steeds volop van deze omgeving genieten. Ze geven ons wat tips hoe we onze wandeling kunnen voortzetten en wij vertellen dat ‘one of Holland’s most famous writers’ hier is neergestreken. Nee, van Marten Toonder hebben ze nog nooit gehoord, maar ze weten wel te vertellen dat er vanaf de andere kant van de berg een regenfront aankomt. Overigens zijn dit de enige twee mensen die we die dag tegenkomen.

Na een pittige klim van 160 meter weten we de top nog net in de zon te bereiken. Maar al snel trekt het helemaal dicht en wordt de regen door de harde wind over de top gejaagd. Door de mist zien we al snel geen hand meer voor ogen. Dat is Ierland. Snel wringen we ons allebei onder de regencape van Ingrid en gluren allebei door een armsgat naar buiten. Het is werkelijk bar en boos maar Vincent is er van overtuigd dat het weer zonnig zal worden. En inderdaad stopt de regen na nog geen half uur. Ook dat is Ierland. Wat blijft is een gigantische wind die ons zo ongeveer naar de volgende top blaast.

Via een andere route lopen we weer richting het mysterieuze naaldbos. Overal komen varens uit de grond; ze ontrollen zich als het ware. Het is soms vrij zompig, waarbij we van de ene naar de andere graspol balanceren. Onze wandelstokken komen nu goed van pas. Een paar keer moeten we over de rivier de Dargle springen en vanaf het mysterieuze naaldbos is het dan alleen nog afdalen.

Om vier uur zijn we weer bij de auto. Ingrid zit er behoorlijk doorheen en heeft keelpijn. Vincent heeft vooral trek en spreekt de legendarische woorden: ‘Is er nog wat te peuzelen?’ Het was al met al een schitterende tocht en de hete douche is meer dan welkom. ’s Avonds zingt er een vogeltje zo mooi en in zoveel variaties dat je er alleen maar stil van kunt worden. Om negen uur gaan we al de slaapzak in en we horen nog net dat er op het veldje (in de regen) een tent wordt opgezet. We zijn niet langer de enige gasten, maar wat geeft het: morgen gaan we verder richting het zuidwesten.

Woensdag 25 mei: reisdag naar het schiereiland Beara in county Kerry
Na het ontbijt breken we razendsnel de tent af en gooien hem achter in de auto. Ideaal dat je niet alles steeds hoeft in te pakken. We rijden dwars door Ierland richting het schiereiland Beara, zo’n driehonderd mijl. Het is het minst bezochte schiereiland van de westkust.

We maken een tussenstop in Blessington voor een heerlijke ambachtelijke scone en gaan daarna op zoek naar een pannenhandvat. De verkoper van winkel één zit in zijn stofjas met een pijp in zijn mond voor zijn winkeltje. Hij verkoopt van alles: van dropveters tot schoenveters, maar helaas niet wat we zoeken. Hij stuurt ons door naar winkel twee; een huishoudelijke zaak waar Ingrid ogen te kort komt maar waar het verder ook niet wil lukken. De verkoopster stuurt ons door naar winkel drie: een outdoorwinkel. Die blijkt toch moeilijker te vinden dan we verwachten; Vincent vraagt het aan een oude boer met een pet en rubberlaarzen en die geeft Vincent vriendelijk letterlijk een duwtje in de goede richting. Maar zelfs daar wil het niet lukken, dus dat wordt twee weken wokken.

Na een dag vol regen komen we aan in Castletownbere. De camping die we op het oog hebben is niet te vinden en door de regen is er ook niemand op straat te zien waar we het aan kunnen vragen. Uiteindelijk besluiten we voor één nacht in het Harbour Lodge te gaan en morgen verder te zoeken. Als voormalig klooster is het enorm groot met allemaal trappen en kamers. Wij zitten helemaal bovenin op kamer 37: voor € 30 hebben we een stapelbed en gedeeld sanitair op de gang. De keuken is ook enorm, maar vrij rommelig. De enige andere gast is een al wat oudere Hollander die hier al jarenlang komt en te voet de schiereilanden van county Kerry doorkruist. Hij weet ons te vertellen dat het lodge de nodige vaste gasten heeft (bijvoorbeeld seizoensarbeiders uit Litouwen) die het niet allemaal zo nauw nemen. We wijden de wok in en gaan naar bed.

Donderdag 26 mei: Beara
Uitgerust gaan we de volgende dag met frisse moed weer op zoek naar de camping, maar weer wil het niet lukken. De vriendelijkheid van de Ieren werkt uitnodigend en Ingrid belt ergens aan om het te vragen terwijl Vincent bij de auto wacht in gezelschap van een haas. De camping blijkt niet meer te bestaan. We checken uit in het lodge, werpen nog een blik in het haventje van Castletownbere en besluiten wat noordelijker naar een camping te zoeken.

Een kronkelweg voert ons door een kaal landschap. Overal lopen schapen – ook midden op de weg – en in Ierland geldt de regel: een schaap kan niet denken, dus dan moet de automobilist dat doen. Het is dus uitkijken geblazen. Gelukkig rijdt er vrijwel geen verkeer.

Onderweg willen we de Hungry Hill beklimmen, met 685 meter het hoogste punt van het Beara schiereiland. De routebeschrijving in de Lonely Planet is erg summier. Het startpunt weten we met behulp van een schapenboer nog net te vinden. Zijn twee zoontjes staan er verlegen bij, maar durven uiteindelijk giechelend van de zenuwen toch even te zwaaien. We klimmen omhoog en passeren vele schapen. Sommige schrikken zich een ongeluk en maken van schrik de wildste sprongen om toch maar zo snel mogelijk weg te komen. Het is op deze hoogte zo desolaat dat we stomverbaasd zijn als we op een turfveld stuiten.  Ook zien we het Vetblad (Engels: Butterwort) veel, een opvallend plantje met zijn heldere blauwe bloemen en lichtgroene vettige blaadjes. Typisch een plantje dat je op hoogveen tegenkomt. Naarmate we hoger komen wordt het steeds mistiger, waardoor we de top niet meer kunnen zien. Omdat elke bewijzering ontbreekt, besluiten we om de top te laten voor wat hij is en terug te gaan.

We gaan via de Healy Pass dwars door de Caha Mountains. De weg over de pas heeft een geschiedenis: hij werd aangelegd tijdens de jaren van de Grote Hongersnood (1845 – 1850) om werklozen aan een baantje te helpen. Maar de aanleg werd nogal snel stopgezet door het hoge sterftecijfer. De werken werden pas in 1928 opnieuw opgestart en drie jaar later werd de weg geopend. Eindelijk vinden we een keer zonder problemen de camping. Het is inmiddels eind van de middag. Creeven Lodge Caravan & Camping ligt er onvergetelijk bij met een schitterend zicht op de Kenmare River. De eigenaresse Mary (een rustige, eenvoudige schapenboerin) geeft ons twee gouden tips: allereerst wijst ze ons het mooiste plekje op de camping aan en daarna nodigt ze ons uit voor de wekelijkse dansavond in de pub.

We zetten op het hoogste terras de tent op en moeten Mary gelijk geven: dit is inderdaad de mooiste plek, zeker nu de zon schijnt. En wat is er dan leuker om in je campingstoeltje voor de tent te zitten. Een heel geinig vogeltje met kuif (Engels: Waxwing) ziet onze chips ook wel zitten. Het blijkt een pestvogel te zijn. Als de dochter van Mary het gras gaat maaien, wordt het tijd om de directe omgeving te verkennen. Het wordt weer een zompig avontuur en pas aan het eind ontdekken we het pad dat we eigenlijk hadden moeten nemen. Op de camping hebben we weer een prima keukentje ter beschikking. Vanuit het raam zien we hoe de schapen van Mary het kampeerterrein systematisch begrazen. We gaan vroeg slapen en merken meteen dat de tent niet helemaal recht staat. Morgen wacht ons regen, helaas.
Vrijdag 27 mei: toeren op Beara Peninsula
Na een nacht vol regen en een soortgelijk vooruitzicht overdag, besluiten we een dagje met de auto rond te toeren. We gaan naar een soort stonehenge met een mooi uitzicht daarna rijden we via een smal weggetje naar Glanmore Lough (Lough betekent lake/meer). Oftewel: het Glanmore Lake. Het weggetje is erg smal, maar gelukkig ook erg stil waardoor we geen auto’s tegenkomen. Overal zien we paarse rodondenderons, ook al behoren ze niet tot de oorspronkelijke vegetatie. Voor ons is het erg mooi om te zien, maar de keerzijde is dat ze de oorspronkelijke, lage vegetatie verdrijven.

Het pittoreske dorpje Eyeries valt op door zijn kleurige huisjes. De plaatselijke Causkey’s Bar zou je zo over het hoofd zien; heel klein en met keurige gordijntjes voor het raam. Eenmaal binnen blijkt het toch redelijk groot te zijn met een schitterend uitzicht. Overal hangen foto’s van het dorp en zijn bewoners en de barjuffrouw vertelt trots dat Eyeries in 1997 gebruikt werd voor een filmopname. Het hele dorp stond op z’n kop; alle huizen moesten grijs worden geschilderd, gravel moest het asfalt camoufleren, de paarden werden weer van stal gehaald en de dorpelingen werden als figuranten ingeschakeld. De hoofdrolspeler raakte zo aan Eyeries gehecht, dat hij er een huis kocht.

Vlak voor Allihies zien we massa’s Jan van Genten (Engels: Gannet) die het water induiken om een vis te vangen. Al vrij snel daarna komen we in een dichte mist terecht (al denkt Vincent in eerste instantie dat de ramen van de auto beslagen zijn). Maar zodra we de Healy Pass over zijn, is het ineens gedaan met de mist. Morgen zou de zon moeten schijnen, dus we besluiten nog een dag langer te blijven.

Maar de dag is nog niet om, integendeel! Vanavond is er de wekelijkse muziek-dansavond in de pub. Omdat de bevolking hier nogal verspreid woont, is dit dé gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Het begint pas om half elf, maar je moet er wat voor over hebben. Mary is er in ieder geval klaar voor, want ze komt helemaal opgedoft in het keukentje het kampeergeld innen. Als we die avond de An Sibin Bar binnenstappen, zien we in één oogopslag dat we de enige toeristen zijn. Al gauw begint de verloofde van de eigenaresse een praatje met ons. De band draait al op volle toeren. Dit illustere trio bestaat uit een accordeonist, een zangeres/toetsenist en een gitarist. De twee laatsten zijn duidelijk broer en zus. Hij met een hangsnor, zij met een enorme bril en een stem die niet altijd even zuiver klinkt.

De stemming zit er goed in; de Ieren houden blijkbaar van stijldansen. Ook Mary en haar man Michael walsen kalmpjesaan rond. Het hoogtepunt van de avond (en misschien wel van de hele vakantie) vormen ongetwijfeld de Ierse dansen. In drie groepen van acht personen gooien ze alle remmen los. De jongste nog geen tien, de oudste ver boven de zeventig. Stralend wervelen ze door het zaaltje. Ingrid praat met Mary over de Ierse dansen, Vincent met Michael over zijn schapen. We maken ook kennis met de grasmaaiende dochter, die doof blijkt te zijn. De andere dochter kan volgens Mary erg goed zingen en heeft een vriend die in Hilversum woont. We zijn ons er van bewust dat we een heel bijzondere avond hebben meegemaakt, één om aan terug te blijven denken.

Zaterdag 28 mei: een stuk van de Beara Way
Na een lang en stevig ontbijt vertrekken we pas om elf uur richting Eyeries om van daruit een stukje van de Beara Way te lopen, volgens de Lonely Planet ‘a scenic coastline’. Het is even zoeken naar het startpunt en we rijden zelfs even ongemerkt aan de verkeerde kant van de weg. We parkeren bij het informatiebord en gaan op pad. De zon schijnt en het eerste stuk is tegen de harde wind in richting de kust. Langs de kust lopen we met de wind mee. Gelukkig maar, want het waait erg hard.

De omgeving is prachtig. Rotsen die stijl in de helderblauwe zee verdwijnen, witte koppen op het water. Overal op de rotsen geel mos en vooral veel Engels Gras. We verbazen ons erover dat op deze rotsen toch nog zoveel bloemen zijn. Ook bij deze tocht hebben we het voorrecht niemand tegen te komen. Alleen veel schapen. Het is de goede tijd van het jaar, want ze hebben allemaal jongen. Langzaam maar zeker lopen we weer verder van de kust af en het wordt zelfs warm. Het laatste stuk is weer ouderwets zompig en hoewel we nog regelmatig onverwachts wegzakken, zien we toch steeds beter wat de droge plukjes zijn.

Na een kleine drie uur lopen, komen we bij de weg uit en lopen we in een half uur terug naar de auto. Bij de camping zien we dat het heeft geregend, maar wij kunnen onze kampeerstoeltjes uitklappen en voor de tent in de zon zitten. En al valt er soms een druppel regen, toch kunnen we volop genieten van het schitterende uitzicht. Als het wat koeler wordt, doet Vincent een dutje in de auto en Ingrid trekt steeds meer kleding aan.

Helemaal uitgerust rolt Vincent de auto voorwaarts, maar in z’n achteruit de helling af richting het keukentje, haha. Niet echt goed voor de koppeling want die begint meteen te stinken. In het keukentje ontmoeten we een Nederlands stel dat al jaren in Ierland komt. Ze zijn een goede bron van informatie. Zo weten we nu ook hoe die vliegjes heten die ons bij tijd en wijle belagen. Deze zogenoemde midges zijn dol op vochtige grond, maar niet op harde wind, droge grond, felle regenbuien en zon. Ze zijn erg hardnekkig en het zijn er vooral erg veel. Die avond blijft bij Ingrid de douchemunt steken, maar gelukkig komt Mary net op dat moment binnenstappen om het kampeergeld op te halen. Maar ook zij zegt al snel: ‘Do you mind if my husband comes in?’ Michael stapt op zijn rubberlaarzen naar binnen en heeft het probleem binnen de kortste keren opgelost. Al met al een schitterende dag met schitterend weer. Het schiereiland Beara is ons erg goed bevallen. Morgen gaan we verder naar het schiereiland met de moeilijke naam: Iveragh, dat vooral populair is vanwege de kustroute Ring of Kerry. 

Zondag 29 mei: naar het schiereiland Iveragh in county Kerry
De zon schijnt volop en de midges zijn ’s morgens vroeg erg actief. We nemen afscheid van Michael en vertrekken als het nog rustig is op de weg. Overal zien we fuchsiastruiken en ruïnes van huisjes. Vreemd genoeg ook autowrakken. Blijkbaar zetten mensen een auto die ze af willen danken gewoon ergens in een veld neer. Onderweg stoppen we even in Kenmare om wat boodschappen te doen en te tanken. Levensmiddelen zijn in Ierland veel duurder; zo is de melk twee keer zo duur als in Nederland en kost een pakje sigaretten maar liefst € 6,30. De benzine is met € 1,00 per liter juist weer erg goedkoop.

Nu we van Beara af zijn, merken we meteen dat het beduidend drukker is. Het zal op zondag extra druk zijn omdat ook veel Ieren er op uit trekken. Vandaag doen we het eerste stuk van de Ring of Kerry, die bekend staat als een van de mooiste routes die Ierland kent. Hij loopt grotendeels langs de kust en biedt mooie vergezichten over bergen, dalen, klippen en de oceaan. De wolkenluchten zijn prachtig. We stoppen op het Ladies View Point voor een schitterend vergezicht. Het is vernoemd naar de hofdames van Koningin Vicoria die in 1861 van hetzelfde uitzicht over de drie meren stonden te genieten. Aansluitend maken we een korte wandeling door een bosrijk gebied met veel rodondenderons en bomen die met een dikke laag mos begroeid zijn. We kunnen ons voorstellen dat het hier flink kan regenen.

Er komen ons redelijk veel auto’s, motoren en bussen tegemoet en we zijn blij dat wij de Ring of Kerry andersom doen zodat we niet steeds tussen motorvoertuigen ingeklemd zijn. We maken een mooi stop bij Castlecove en daarna iets verderop bij een strand met het helderste water. De Ring of Kerry is zonder enige twijfel erg mooi met zijn mooie vergezichten, de vele schapen die onbekommerd over de weg paraderen, het grasland met zijn ontelbare stenen muurtjes. Toch zijn we het er over eens dat we de Ring of Beara mooier vinden, al is het maar vanwege de rust en de stilte.

Uiteindelijk strijken we neer op Mannix Point, een mooi gelegen camping in Caherciveen en volgens de reisgids ‘een van onze beste adressen’. In het vroege begin van de negentiende eeuw lag Caherciveen nogal afgelegen en geïsoleerd. Zó zelfs dat het meer contact had met Amerika dan met Ierland. Zelfs brieven en kranten verstuurd uit de hoofdstad Dublin arriveerden via New York. We zetten de tent snel op op een beschut plekje en gaan dan nog even snel Caherciveen in. Het is een leuk plaatsje met mooie straatnaambordjes in zowel het Engels als het Keltisch. Vincent heeft een adapter nodig zodat hij de batterij van de digitale camera kan opladen. De winkel is helaas gesloten, maar het toeval wil dat de verkoper net langsloopt en ons toch even binnenlaat. Mits we de adapter gepast kunnen betalen.

Mannix Point is een leuke camping met in de sanitaire ruimte bossen bloemen en klassieke muziek. Er is een fijne grote keuken met alles erop en eraan. Na het eten strijken we neer in de oergezellige huiskamer met een turfvuur, een kat die zich tevreden wast en een kampeerder die gitaar speelt. Heerlijk relaxt allemaal. Vincent en ik maken ondertussen plannen voor morgen. Voor morgen ziet het weer er goed uit, al heeft de eigenaar/beheerder Mortimer zich eerder op de dag beklaagd over het slechte weer met op sommige momenten wel vijf keer meer regen dan normaal.
Maandag 30 mei: wandelen op Valentia Island
De zon brandt ons de tent uit en na enig aandringen door Ingrid ontbijten we aan de Doulus Bay waar een paar enorme stenen als tafel en bankjes dienst doen. Een zeehond komt nieuwsgierig op het geloei van de benzinebrander af. Na een klein wasje vertrekken we richting het plaatsje Portmagee waar de brug naar Valentia Island ligt. Het is een leuk vissersplaatsje. Valentia Island is fantastisch. In 1858 werd hier de eerste transatlantische telegraafkabel naar Amerika gelegd. We zien eindelijk weer eens koeien van dichtbij. Ze herkauwen onbekommerd en zijn zich schijnbaar niet bewust van hun schitterende uitzicht op de kustlijn van Iveragh met al zijn kliffen. We klimmen naar de oude vuurtoren en vinden daar het mooiste lunchplekje dat je maar kunt bedenken met een werkelijk schitterend zicht op de kustlijn en de oceaan.

De enkele toerist die hier komt, houdt het op dit punt voor gezien en we zien het als een enorm voorrecht om langs de kustlijn alleen te lopen. Op de nodige schapen na natuurlijk. We dalen weer af naar de auto en bekijken nog verschillende dingen op Valentia Island. Allereerst de leisteengroeve, eigenlijk een grote gapende wond in het landschap en bedoeld om al die nieuwe huizen te kunnen bouwen. Met een bezoek aan de tetrapod trackway stappen we ineens 370 miljoen jaar terug in de tijd. We kijken naar de poot- en staartafdrukken van een van de eerste viervoeters. Een amfibie-achtige, geëvolueerd vanuit de vis lang voordat de dinosaurus rondliep. Deze afdrukken behoren tot de oudste ter wereld!

Als Ingrid in deze verlaten contreien even naast de auto wil plassen, verschijnt als uit het niets ineens een postwagen. Vincent schrijft in ons dagboek: ‘Een hilarisch gezicht. Nog nooit iemand zo snel zijn broek op zien trekken.’ Als laatste bezoeken we nog het plaatsje Knightstown. Vanaf hier vertrekt – voor de liefhebbers – de veerboot naar Valentia Island.

Dinsdag 31 mei: naar het schiereiland Dingle in county Kerry
’s Morgens genieten we nog een laatste keer van het uitzicht en banen ons een weg via ontelbare naaktslakken. Vandaag maken we de Ring of Kerry af en ook nu verbazen we ons erover dat je op dit kronkelweggetje 100 km/u mag. We wijken een stukje af van de Ring of Kerry om langs het meer Lough Caragh te rijden. Erg mooi en erg rustig. Na enig zoekwerk vinden we de Climbers Inn. Vincent snakt naar een kop koffie en aansluitend willen we een stukje van de Kerry Way lopen.

Het startpunt is wat moeilijk te vinden omdat een markeringspaal niet goed staat (of voor de lol is omgedraaid?). Uiteindelijk lukt het allemaal toch en lopen we een mooi dal in. Omgeven door bergen lopen overal door het landschap muurtjes en zien we zelfs op de meest stijle stukken schapen lopen. De muurtjes dienen als afbakening van eigendom en als windvanger voor het vee. We klimmen een stuk omhoog en daarna klimt Vincent het laatste stuk full speed in z’n eentje. Het weer is prima: windstil en een beetje bewolkt. Na twee uur zijn we terug bij de auto en gaan linea recta naar Dingle wat het mooiste schiereiland van Engeland moet zijn. Volgens onze reisgids ‘een juweeltje van ongerepte schoonheid’. Wat opvalt is de bewegwijzering; alle plaatsnamen staan er alleen in het Keltisch op. We stoppen even in Inch, een dorpje met duinen en een langgerekt zandstrand. Het is beroemd geworden dankzij de film Ryan’s Daughter. Vanaf het strand kijken we op de kustlijn van het schiereiland Iveragh; de wolken liggen als tule over de bergen heen.

Het stadje Dingle (An Daingen in het Keltisch) is erg toeristisch. Inmiddels is het regenachtig en dat lokt nog meer mensen aan. Van het oorspronkelijke Dingle is, door de Engelse strafexpedities tegen de opstandige Ieren, weinig overgebleven. Gelukkig vinden we de camping makkelijk en ligt hij buiten Dingle: Campail Theach an Aragail, het blijft moeilijk dat taaltje. We zoeken een mooi plekje met beschutting tegen de wind en wachten in de auto tot het even droog is. Inmiddels zijn we er meesters in geworden om de tent razendsnel op te zetten. In Dingle doen we onze boodschappen in een grote, nieuwe supermarkt. Dan ontdekken we om de hoek de Spar, die gerund wordt door een ouder echtpaar en ongetwijfeld te lijden heeft onder de concurrentie. Gauw verzinnen we nog een paar boodschappen (waaronder een flesje wodka voor Vincent). We koken in de campersroom en gebruiken voor het eerst onze eigen kookspullen omdat er behalve een aanrecht niets aanwezig is. Net als op elke camping zamelen ze ook hier het afval gescheiden in; er staan al gauw vijf verschillende vuilnisbakken. Het is koud en nat op Dingle. Dat belooft weinig goeds voor morgen.

Woensdag 1 juni: Dingle
Vandaag start de dag bewolkt, maar in ieder geval droog. Een mooie dag om een stukje van de Dingle Way te doen. We parkeren de auto bij het Celtic Museum. Het startpunt staat in de beschrijving wat summier omschreven: ‘… bij een geel huis. Links van dit huis ligt een grote steen. Hier gaat u rechts…’ Maar eigenlijk wijst het zich allemaal vanzelf en niets lijkt een mooie wandeling in de weg te staan. Of toch?

Al na een paar meter stuiten we op een dicht hek en twee grote borden met ‘No trespassing’ en ‘No enter’. Dat lijkt ons duidelijk genoeg en teleurgesteld draaien we om. Drie Engelsmannen die net aan komen lopen klimmen onbekommerd tóch over het hek en roepen naar ons dat het allemaal best kan. Enigszins aarzelend volgen wij op afstand, maar binnen de kortste tijd stuiten wij op een ziedende boer. Zodra hij merkt dat de drie Engelsmannen er tussenuit dreigen te knijpen, zet hij schreeuwend de achtervolging in. We zien niets, maar horen van alles; het lijkt wel of er gevochten wordt. En inderdaad: na een paar minuten komen de Engelsen weer terug en heeft er één een kinwond, een tweede is met een steen op zijn achterhoofd geslagen. Wij kunnen alleen gissen waarom deze boer zo door het lint gaat: Is hij de wandelaars zat omdat ze niet allemaal de hekken goed sluiten? Of is hij zo kwaad omdat hij aan al die wandelaars geen cent verdient, terwijl anderen dat volop doen? De Engelsmannen blijken politiemannen te zijn, maar ze zijn op vakantie en hebben geen zin in problemen. Later lezen we dat in Ierland geen right of way (het doorgangsrecht) bestaat.

De Engelsmannen besluiten een paar kilometer over de weg te lopen en de Dingle Way verderop weer op te pakken. Wij hebben geen zin in asfalt en stappen weer in de auto. En eigenlijk hebben we ook geen zin in de regen en mist die ons op dat moment treft. We zien een jong ezeltje bibberend bij zijn moeder staan, maar rijden ongemerkt voorbij het uitkijkpunt bij Slea Head, met zicht op de Blasket Isles. Nu wonen er op dat eiland alleen schapen, maar tot 1953 hebben er mensen gewoond. De regering haalde ze daar weg omdat het leven en het klimaat gewoon te hard was.

Dan wordt het langzaam weer wat lichter en maken we dan uiteindelijk toch nog een wandeling vanuit Ballydavid langs de kliffen. Broedende meeuwen hebben een beschut plekje op de rotswand gevonden. Bij terugkomst spreken we twee Nederlandse wandelaars die al dagenlang door de regen en de mist de Dingle Way doorleven.

Op de terugweg zien we voor het eerst van dichtbij de zo typische Ierse boten. Van oudsher werden deze houten boten met huiden bekleed, tegenwoordig zijn dit doeken die met teer ingesmeerd zijn.

We eindigen in de leuke straatjes van het plaatsje Dingle en gaan nog wat drinken in een pub. Nee, nog steeds geen Guiness-bier. De megasupermarkt laten we links liggen en koersen richting de plaatselijke Spar. Daar worden net een paar halve varkens uitgeladen en op een kar door de winkel gereden. Niemand die daar van op kijkt, alleen deze twee propere Hollanders.

Vlak bij de camping bezoeken we nog het Gallarus Oratory, een bidvertrek dat 1.300 jaar geleden door christenen helemaal uit steen is opgetrokken. De vorm lijkt veel op een omgekeerde boot en het is niet zo groot: acht bij 5 meter. We weten inmiddels dat het hier qua weer aardig kan spoken en toch staat dit kerkje nog fier overeind. En hoewel er geen cement gebruikt is, sijpelt er absoluut geen water doorheen. Wij hebben dit zelf tijdens de zoveelste regenbui kunnen constateren. Verder constateren we nog twee dingen. Allereerst zien we een hek naar de weg waarmee we de entree hadden kunnen uitsparen. Daarna zien we een voorlichtingsfilm die ons duidelijk maakt hoe mooi Dingle moet zijn als het mooi weer is.
Donderdag 2 juni: van Dingle naar Doolin in county Clare
In Ierland hebben we in ieder geval één ding geleerd: stel niks uit in de verwachting dat het wel droog blijft. Daarom pakken we nog voor het ontbijt de tent in, vlak voordat het non-stop begint te regenen. We willen nog een laatste keer proberen om het uitkijkpunt bij Slea Head te vinden. Maar ook nu hebben we hem gemist. Letterlijk, want door de dichte mist kan Vincent alleen stapvoets rijden. Ook de Connor Pass ontgaat ons volledig. En daarmee kunnen we gerust zeggen dat Dingle behoorlijk in het water is gevallen, de mist in is gegaan.

Ook de pompbediende onderweg vertelt nog maar een keer hoe uitzonderlijk slecht het weer is. Toch merken we steeds weer dat de Ieren door het weer niet uit het veld te slaan zijn. Hoeveel oude dametjes hebben we niet gezien die met een hoofddoek, een wapperende jas en een beregende bril op de bus staan te wachten terwijl de regen en de wind vrij spel heeft. Ons daarentegen drijft het soms bijna tot wanhoop. Gelukkig is er altijd wel een van ons die de stemming er nog in weet te houden. Maar dat neemt niet weg dat we soms vreselijk balen van het weer.

Vanaf Tarbert steken we met de pont de River Shannon over naar county Clare. Het is een arm graafschap dat de Engelsen destijds niet eens wilden koloniseren. Ons einddoel is Doolin, een perfecte plek om van daaruit de Cliffs of Moher en The Burren te bezoeken. Door de regen kunnen we de tent niet opzetten en wordt het een stapelbed in het Aille River Hostel. Een heel relaxte plek, waar Vincent al gauw met een boek in de schommelstoel bij de turfkachel zit. Uiteindelijk drinken we die avond in de O’Connors pub ons eerste Guiness biertje. Een leuke pub, alleen jammer dat er alleen maar toeristen zitten. Doolin is typisch zo’n piepklein Iers dorpje dat zijn identiteit –al dan niet noodgedwongen- opoffert aan het toerisme.

Vrijdag 3 juni: county Clare in 1 dag
Als we wakker worden is het mooi weer en we besluiten meteen onze kans te grijpen. Vandaag staan de Cliffs of Moher op het pogramma, een van de meest toeristische plekken van Ierland. Ze zijn er bezig om een enorm grote parkeerplaats aan te leggen, waarvan je je bijna niet kunt voorstellen dat deze vol komt te staan. Maar zelfs in deze tijd van het jaar is het al behoorlijk druk en dat is natuurlijk niet voor niets. De Cliffs of Moher zijn ruim tweehonderd meter hoge rotsen die bijna loodrecht in het kolkende water van de Atlantische Oceaan verdwijnen. Overal broedende meeuwen op richeltjes in de luwte. De donkere rotsen lijken met een enorm schraapijzer bewerkt te zijn en je ziet goed de verschillende lagen gesteente. Een opstaande rand stenen moet ervoor zorgen dat de mensen niet bij de rand kunnen komen. Het is niet moeilijk om je voor te stellen hoe gevaarlijk het hier kan zijn als het hard waait. En dat doet het hier vaak. Erg indrukwekkend, erg mooi.

Daarna rijden we door naar The Burren voor een volgende toeristische topper: de Poulnabrone Dolmen, tussen Kilfenora en Ballyvaughn. Het heeft veel weg van een hunebed en werd gebruikt om de doden een plek te geven. De deksteen weegt meer dan dertig ton en je vraagt je af hoe ze deze kolossale stenen meer dan vijfduizend jaar geleden op hun plaats en op elkaar hebben weten te krijgen.

Als laatste gaan we naar het Burren National Park. The Burren is een bizar gebied, zonder bomen en zonder rivieren. Het lijkt nog het meest op een maanlandschap van 260 vierkante kilometer. De kalksteen is soms meer dan zevenhonderd meter dik. Burren betekent dan ook ‘grote rotspartijen’. Een onherbergzaam gebied waarvan Oliver Cromwell ooit zei: ‘Hier is geen boom om iemand op te hangen, geen water om hem te verdrinken, geen grond om iemand te begraven.’ Cromwell was een beruchte Engelse legeraanvoerder die in de zeventiende eeuw grote delen van de Ierse bevolking afslachtte, kerken en kastelen verwoestte. Hij financierde dit alles door zijn huursoldaten en geldschieters grond te beloven. Ierse boeren werden verdreven naar de schrale gronden in het westen. In de loop van miljoenen jaren is de kalkstenen bovenlaag in rechte platen uit elkaar gebarsten. Regenwater zorgde voor watererosie en zo groeide The Burren uit tot een grijswit karstgebied met ondergrondse meren, riviertjes en druipsteengrotten. Vreemd genoeg zie je hier dan weer helemaal geen toeristen en dat benadrukt nog eens extra het desolate karakter van dit gebied.

Als we het Burren National Park verlaten, begint de lucht te betrekken. Toch willen we een poging wagen om een stukje van de Burren Way te lopen. Voor het eerst vinden we zonder problemen het startpunt, maar lang kunnen we er niet van genieten. Het begint steeds harder te regenen en door de modder glijden we al snel terug naar de auto.

We doen boodschappen in Lisdoonvarna, een stadje midden in The Burren. Sinds hier in de achttiende eeuw geneeskrachtig water werd ontdekt, is Lisdoonvarna uitgegroeid tot een waar kuuroord. En dan is er in september nog het jaarlijkse Match Maker Festival, waar eenzame Ierse boeren en boerinnen massaal op zoek gaan naar een partner. In deze tijd van het jaar is het stilletjes in Lisdoonvarna. Maar natuurlijk is er desalniettemin weer genoeg te beleven. We zien een typische Ierse rotonde in de vorm van een geverfde cirkel. Het is dolkomisch om te zien hoe de auto’s daar braaf hun rondje omheen rijden. Als we gehakt kopen (een van de weinige dingen die in Ierland goedkoop zijn), raken we aan de praat met de slager over zijn oeroude hakblok, het stadje en natuurlijk het weer.

Het is inmiddels laat op de middag als we weer in Doolin terugkomen. We rijden door naar de kust bij camping Nagles Caravan and Camping Park. Het is hier werkelijk schitterend. Woeste, opspattende golven, Engels Gras en kalksteen zoveer het oog rijkt. En ja, zelfs de zon schijnt. Een mooie afsluiting in dit bizarre landschap. Morgen gaan we naar Connemara, het laatste gebied dat we zullen bezoeken. Hopelijk kunnen we dan gewoon weer de tent opzetten, want met die snurkende naar bier stinkende kamergenoten hebben we wel gehad.

Zaterdag 4 juni: van Doolin naar Connemara in county Galway
We vertrekken iets na half negen en het is nog heel rustig op de weg. Nog eenmaal genieten we van The Burren met zijn scheefgewaaide struiken en oneindige kalksteenvlakte. Het verbaast ons dat zelfs hier muurtjes staan en vragen ons af wat een boer hier in vredesnaam te zoeken heeft. Langzaam maar zeker wordt het allemaal weer wat groener. Onderweg zien we langs de kant een aangereden das, alsof hij langs de kant een dutje doet. Een mooi dier, dat we nu voor het eerst in het echt zien. Een twijfelachtige eer in dit verband.

Het weer blijft grijs en druilerig, maar de kastelein van de pub weet te vertellen dat het vanaf dinsdag allemaal beter wordt. Laat dat nou net de dag zijn dat wij weer terug naar Nederland gaan. Maar goed: niets zo veranderlijk als het weer in Ierland en zo kan het gebeuren dat het langzaam maar zeker steeds zonniger wordt. En als we dan in Galway op een Aldi stuiten, kan onze dag natuurlijk helemaal niet meer stuk.

Connemara is werkelijk schitterend. Een bergachtige, ruige en desolate streek. Niet zo geciviliseerd als Kerry, waar je toch overal huisjes ziet. We zien veel meren, paarden en schapen. De muurtjes zijn wat lichter van kleur en de stenen ook wat ronder dan we tot nu toe hebben gezien. We zien weer veel turfvelden met overal de witte pluizen van het Wollegras (Engels: Bog Cotton). Ook zie je regelmatig naast de huizen een grote berg turf liggen. Ongeveer 80% van Connemara is onvruchtbaar. Dit is waarschijnlijk de reden waarom dit gebied vaak aan plunderingen en vernielingen wist te ontsnappen. De Keltische cultuur en gewoonten zijn hier het beste bewaard gebleven.

Over en weer proberen we elkaar op te peppen als het weer eens regent en zo bereiken we tegen de avond zonder problemen onze camping Shanaheever Campsite net buiten Clifden. Een heerlijk rustig plekje. Net als we op het punt staan om de tent op te zetten, begint het fiks te regenen. Maar inmiddels zijn we kenners geworden en rustig wachten we af tot het weer droog wordt. Als de tent staat rijden we langs een benzinestation om de fles van de brander te vullen. De caissière begroet Vincent grijnzend met ‘big spender’ als hij zijn €0,40  komt betalen. Leuk detail nog over Clifden: Alcock en Brown waren in 1919 de eerste piloten die de Atlantische Oceaan overstaken (acht jaar voor Lindbergh het hun nadeed). Ze landden in Clifden, maar blijkbaar waren ze wat minder commercieel.

Deze twee geluksvogels rijden een deel van de Sky Road. We zien overal gele lissen. Het is werkelijk schitterend met de zon die langzaam maar zeker ondergaat boven de Clifden Bay die uitkomt in de Atlantische Oceaan. Een memorabel moment waarbij Vincent tijdens het rijden voor het eerst de zonneklep omlaag moet doen.
Zondag 5 juni: Connemara in 1 dag
Het is als we wakker worden heerlijk stil op de camping, je hoort alleen de vogels. Er zijn veel midges tot in de tent doorgedrongen en Vincent weet niet hoe gauw hij in de auto moet stappen. Zo gauw dat hij gewoontegetrouw aan de linkerkant instapt en tevergeefs naar het stuur grijpt. We gaan vroeg op pad, het weer ziet er goed uit. Onderweg komt ons een stokoude Ier tegemoet die samen met zijn hond een groepje koeien en kalfjes opdrijft. Het gaat allemaal kalmpjes aan en een Ierse automobilist wringt zich er ongeduldig langs. Wij zien dit als een buitenkansje en zetten de auto aan de kant. De oude Ier straalt ons toe met de paar tanden die hij nog heeft en zegt tegen Vincent: ‘You are a true gentleman.’

Het is eb en al snel wordt ons duidelijk hoe de eilandbewoners van Omey Island bij voorkeur het Ierse vasteland bereiken: over de drooggevallen bodem. Ook wij wagen de oversteek en het is een raar idee om over de zeebodem te rijden. We zien vlakbij een reddingshelikopter en –boot die de kustlijn afspeuren. Later horen we op de radio dat twee Britten na een verlovingsfeestje gingen zwemmen en niet terugkwamen. Geen van beiden overleefde het ijskoude water.

Weer terug op het vasteland rijden we door naar het Connemara National Park bij Letterfrack met de Diamond Hill als blikvanger. Vijfentwintig jaar geleden werd dit unieke veengebied een nationaal park en het is moeilijk te geloven dat het hier vroeger een en al bos was. Het is gekapt om vee te kunnen laten grazen en turf te steken. Ook de wandeltoeristen zorgden voor veel erosie. Drie jaar geleden werd de Diamond Hill afgesloten in afwachting van een nieuw pad en wat afrasteringen die ervoor moeten zorgen dat de toeristen in het gareel blijven. De wandeling die we wél kunnen maken is gelukkig erg mooi. Jammer dat het zo piekfijn is aangelegd, waardoor er toeristen komen die je anders niet zou zien. De luxepaardjes zogezegd.

Het museum in het bezoekerscentrum is erg interessant en met name het gedeelte over het turfsteken. Helemaal aan het eind van het verslag staat wat achtergrondinformatie over veen en turfsteken. Ook zien we de metalen staven die de boeren diep in de grond staken in de hoop op een stuk hout te stuiten. Want hoewel ze in de loop der tijden alles hadden omgehakt, konden ze toch nooit helemaal zonder hout. Aansluitend maken we nog een korte wandeling door Welliswood, waar volop de Wild Garlic bloeit. Er hangt hier dan ook een opvallende uienlucht.

Het is onze laatste dag op het Ierse platteland en we proberen er nog uit te halen wat erin zit. Eigenlijk willen we niet verder gaan dan Leenane, maar het is hier zo mooi dat we als het ware het volgende county ingezogen worden. In county Mayo is het erg mooi en ruig, vrijwel geen huizen en civilisatie en op een gegeven moment zelfs geen schapen meer. Wat een bof dat het de hele dag goed weer is en wat kun je veel bekijken in één dag als je een auto ter beschikking hebt. Een mooie laatste dag alvorens terug te keren naar het stadse leven.

Maandag 6 juni: Dublin in 1 dag
Schitterend weer, al om half zeven schijnt de zon volop. Kunnen we op de valreep toch nog een T-shirt aan. Het is uitgestorven op de weg en later horen we dat het een nationale vrije dag is. Via de N6-snelweg koersen we dwars door Ierland richting Dublin. Regelmatig lopen er over de vluchtstrook Ieren met hun karakteristieke korte, snelle passen. Omdat er in Ierland niet al te veel openbaar vervoer is, lopen ze veel en als ze via de snelweg het snelste van A naar B kunnen komen, dan doen ze dat (en blijkbaar mogen ze dat ook).

We weten de camping net buiten Dublin gelukkig makkelijk te vinden. De camping komt zeer professioneel over en is ook erg groot getuige de tientallen toiletten. Omdat het vandaag een officiële vrije dag is, rijden de bussen volgens de zondagsregeling en dat betekent dat er twee opties zijn: óf over twintig minuten mee óf over twee uur. We kiezen voor de eerste en zetten als een raket de tent op. Voordat we het goed en wel in de gaten hebben, hobbelen we in een dubbeldekker de stad is. Ingrid heeft even moeite om om te schakelen naar de drukte van de stad, Vincent stort zich er vol overgave in.

In sneltreinvaart lopen we langs alle bezienswaardigheden van de stad. Van de O’Connel Bridge naar het uitgestrekte Trinity College. En van het prachtige burgermeestershuis naar de oudste pub (Brazen Head uit 1688). Het is erg gezellig op straat en overal zie je van die typische Ierse pubs met hun mooie houten voorgevels. We eten Mexicaans en eindigen helemaal in stijl in een erg leuke pub in Jugendstil met een mooie glazen koepel. Vincent voor zijn laatste Guiness, Ingrid voor haar laatste thee met melk. Guiness is meer dan een bier, het is een nationaal monument. De oorsprong ligt in Dublin, bij Arthur Guiness die in 1759 besloot om een uniek bier op de markt te brengen. Het was een vooruitziende man aangezien hij het terrein van zijn brouwerij meteen voor een periode van 9.000 jaar huurde!

Nog een leuk detail: als de pubs dicht zijn, kun je je aan een blikje Guiness wagen. Een kleine reserve gas onder in het blikje komt vrij zodra je het lipje ervan opentrekt. De ontwikkeling van dit concept kostte de brouwerij mee dan een miljoen pond.

Dinsdag 7 juni: back home
De laatste uurtjes in Ierland en voor het eerst lummelen we uur na uur. De buren blijken ook Hollanders te zijn: Nellie en Johan uit Zwammerdam. Wat is er leuker dan in het zonnetje aan een picknicktafel restjes op te maken en reisverhalen uit te wisselen. Over hun drie weken Ierland die gekenmerkt werden door veel regen en wind; zelfs bergaf moesten ze flink bijtrappen. Over Vincent’s fietstocht naar Iran en dichterbij hun benauwde uren op een zeilschip tijdens een zware storm op de Waddenzee. De tijd vliegt om en ineens is het bijna twaalf uur en moeten we zo ongeveer alles in de auto gooien om te voorkomen dat we nog een extra overnachting moeten betalen. Buiten de camping pakken we alles op ons gemak in.

Het vliegveld weten we makkelijk te vinden en leveren de auto in. We hebben de afgelopen twee weken 1.546 mijl afgelegd, zo’n 2.500 kilometer. De controle op het vliegveld is onverwacht streng; iedereen moet zijn schoenen uit. Zakenmannen die blijkbaar vaker met dit bijltje gehakt hebben, trekken hun broekriem alvast uit de lussen. De rugzak van Vincent met alle vakken en ritsen wordt uitgebreid doorzocht. En dan te bedenken dat Nellie en Johan op de heenreis met een colafles vol benzine onder hun arm ongestoord het vliegtuig in konden.

Voor we het weten zijn we al weer op Hollandse bodem met een rugzak vol herinneringen.


Algemene informatie:

Venen

Venen, en met name hoogvenen, zijn landschapsdelen die lang door de mens gemeden zijn. Pas de laatste eeuwen is men begonnen om deze gebieden in cultuur te brengen. Wel werd er al in de prehistorie aan de rand van het veen turf gestoken, maar op de centrale gedeelten kwam men zelden of nooit. Niet vreemd uiteraard, want het veen biedt immers geen vaste grond onder de voeten. Toch kunnen we in Ierland – letterlijk en figuurlijk – niet om het veen heen.

Ontstaan
Veen ontstaat door opeenhoping van organische resten, die niet volledig verteren. Voorwaarden voor veenvorming zijn dan ook: genoeg afstervende planten en weinig actieve micro-organismen zoals bacteriën en schimmels. Dat laatste is meestal het gevolg van natte tot zeer natte toestanden en het daarmee gepaard gaande zuurstofgebrek. Er blijft als het ware energie achter, wat het geschikt maakt als brandstof.

Indeling
Je kunt veen indelen in laagveen (staat onder invloed van grondwater) en hoogveen (wordt gevoed door regenwater). Het eerste type kan voedselarm tot voedselrijk zijn, het tweede type is per definitie voedselarm. Typisch voor Ierland is het hoogveen, dat zijn ontstaan dankt aan de bijzondere eigenschappen van Veenmos. Dit mos is een kolossale, snelgroeiende plant die grote hoeveelheden water kan opnemen (tot circa het twintigvoudige van zijn drooggewicht). Bovendien is het in staat om uit extreem voedselarm regenwater voldoende voedingsstoffen op te nemen. Hierdoor kan het aan de bovenkant voortdurend doorgroeien, terwijl oude stengedelen afsterven en overgaan tot veen.

Gebruik
Al sinds de prehistorie wordt er in Ierland veen gestoken. Dit gebeurde vooral in de boomloze westelijke gebieden. Pas in de 16e en 17e eeuw, toen alle natuurlijk bossen vrijwel verdwenen waren, begon de turfwinning op grote schaal. Inmiddels is al meer dan 80% van het veen verdwenen. Niet alleen afgravingen vormen een bedreiging maar ook bebossing en overbegrazing.

 
Adressen
Valley View Guesthouse en Caravan Park, Richard en Mabel Rowan
Killough – Kilmacanogue (bij Enniskerry)
€ 11 per nacht, inclusief douche
Telefoon 01 – 282 95 65

Harbour Lodge – Castletownberry
€ 30 per nacht, inclusief douche
Telefoon 027 – 710 43

Creeven Lodge Caravan & Camping – Lauragh
€ 14 per nacht, exclusief douche (€ 1 per munt)
Telefoon 064 – 831 31

Mannix Point Camping & Caravan Park - Caherciveen
€ 17 per nacht, exclusief douche (€ 1 per munt)
Telefoon 066 – 947 26 06
mortimer@campinginkerry.com
www.campinginkerry.com

Campail Teach An Aragail (Oratory House Camping)
Gallarus, 8 km van Dingle
€ 13 per nacht, exclusief douche (€ 1 per douchebeurt)
Telefoon 066 – 915 51 43
tp@iol.ie

Aille River Hostel - Doolin
€ 13,50 p.p.p.n, inclusief douche
Telefoon 065 – 707 42 60

Shanaheever Campsite & Caravan Park
Westport Road - Shanaheever, 2 km van Clifden
Telefoon 095 – 221 50
info@clifdencamping.com
www.clifdencamping.com

Camac Valley Tourist & Camping Park
Corkagh Park, Naas Road – Dublin
€ 21 per nacht, exclusief douche
Telefoon 046 - 406 44







Routekaart

Detailkaart westkust

County Wicklow

Beara, het zuidoosten

Ring of Kerry

Schiereiland Dingle

Cliffs of Moher en The Burren Nat. Park

Connemara

Dublin

Algemene informatie