The Tongariro Crossing





Nieuw-Zeeland



back

Home
Reisverslagen
Fotoserie



Verslag privéreis



Van 18 november 2005 tot 1 februari 2006

Aankomst in Nieuw-Zeeland
Het is 13 uur vliegen van Schiphol naar Kuala Lumpur in Maleisië waar ik een ‘stopover’ heb met een luxe inclusief hotel. Daarna is het nog eens 10½ uur naar Auckland waar ik op vrijdagochtend land. Na aankomst in Auckland mis ik mijn vlucht van 14.00 uur naar Christchurch door een vertraging en door de ongelooflijk strenge controle. Van iedereen die trekkingschoenen en tenten bij zich hebben worden deze uitgepakt en op insekten e.d. gecontroleerd. Schoenzolen (de mijne toevallig niet) worden schoongemaakt. Ik kan nu met de vlucht van 16.00 uur mee.

Om te beginnen verken ik vanuit Christchurch een paar dagen lang de omgeving en Christchurch zelf. Over zes dagen arriveert de eerste reisgroep van Summum Reizen. Na deze drieweekse reis arriveert Ingrid. We hebben voor vier weken een auto gehuurd om vanaf Auckland eerst naar het uiterste noorden en dan af te zakken naar het verre zuiden.Lupines bij lake Tekapo op het Zuider-eiland

Dit verslag start als Ingrid op 11 januari 2006 weer naar huis vliegt en de tweede groep arriveert in Christchurch. Ingrid is druk bezig het verslag van onze privéreis te schrijven. Inmiddels is het af en kun je het hier downloaden.

Nieuwe reis, nieuwe kansen!

Christchurch. Het is 11 januari als Ingrid en ik in het ‘Charlie’s Backpackershostel’ ons laatste gezamenlijke ontbijt naar binnen werken. Onze reis zit er bijna op, maar vandaag nog gaat Ingrid naar het, in 1838 door de Fransen gestichte, pittoresk gelegen kustdorpje Akaroa. (zie kaartje) Ze scheept daar in om één van Nieuw Zeelands populairste activiteiten te gaan doen, namelijk het zwemmen met dolfijnen. Precies op tijd wordt ze voor het hostel door een busje opgehaald. Het is een heerlijk zonnige dag. Ideaal om te gaan zwemmen.

Mijn taak vandaag bestaat uit het inladen van alle onze spullen in ons huurautootje en te verhuizen naar het Summum-motel. Dit is weer een ander motel dan we met de eerste groep hadden dus ik ben benieuwd waar we nu weer terechtkomen. De reden voor deze verandering van accommodatie heeft te maken met het feit dat het nu hoogseizoen is en het andere motel al een jaar vooruit volgeboekt is. Zo’n wisseling van accommodatie zal deze reis, om dezelfde reden, nog vaker voorkomen.

Zoiets kan zowel voor- als nadelig uitpakken. De ene keer kom je terecht in een luxer hotel of motel en een andere keer is het wat minder luxe, maar is de ligging weer gunstiger. Ik ben er niet echt blij mee want je moet in en rondom ieder nieuw hotel je weg weer weten te vinden. Waar kun je ontbijten? Waar is de dichtstbijzijnde winkel? Hoe kom je in het centrum?  Waar is een goed restaurant? Enz. enz…. Kortom, er ontstaat geen routine.

Mijn andere taken zijn het wegbrengen van de huurauto en het ophalen van de nieuwe groep die vandaag vers aankomt. Nou ja, echt vers zullen ze wel niet zijn na zo’n lange reis en het tijdverschil van twaalf uur zal ze ook wel parten spelen.

Het nieuwe Summum-motel ligt ver buiten het centrum, heeft in de buurt geen andere restaurants dan het eigen restaurant, maar de kamers daarentegen zijn groter en wat luxer. Er is zelfs een buitenzwembad. Ikzelf heb het geluk dat mijn kamer aan een groot gazon ligt waar enige rozenstruiken voor de aankleding zorgen.

Het autoverhuurbedrijf Apollo ligt in de buurt van het vliegveld. Als ik de sleutels van de Toyota Echo inlever hebben we er met behulp van 312 liter benzine in totaal, op de kop af, 5300 kilometer mee gereden. Een medewerker zet me af bij de ‘Arrival terminal. Daar ik ontmoet ik volgens afspraak, om precies 16 uur Ron, onze Summum-agent. Hij zal de groep met de bus naar het motel brengen. Ik had hem nog niet eerder ontmoet, maar uiteraard hadden we elkaar tijdens de eerste reis al diverse keren per mobieltje gesproken. Het meeste contact hebben we echter per SMS, dat hier texten heet.

top

Aankomst tweede groep
De groep, bestaande uit twintig mensen, arriveert met vijf minuten vertraging met een binnenlandse vlucht vanuit Auckland. Bij het eerste praatje dat ik houd kijk ik tegen twintig bleke vermoeid ogende gezichten aan. Veel zullen ze nu nog niet onthouden van wat ik vertel dus ik houd het kort. Na het inladen stelt Ron zich in onvervalst Vlaams aan de groep voor. Hij is 45 jaar geleden vanuit Antwerpen naar Nieuw Zeeland geëmigreerd.

Na het inchecken in ons motel heeft de groep ruim een uur om zich op te frissen voordat we aan tafel gaan. Ondanks de vermoeidheid is iedereen present, waarschijnlijk bang dat ze ook maar enige informatie zullen missen. Ik bereid ze in ieder geval vast voor op het wisselvallige weer in Nieuw Zeeland. De vooruitzichten voor morgen zijn niet best. 

En inderdaad, de volgende ochtend regent het zacht. Geen leuk begin, maar gewapend met parapluis en regenjacks lopen we naar de bushalte. De hele groep gaat mee, want iedereen is nog een beetje onwennig en vindt het wel zo gemakkelijk het eerste uur met me mee te lopen.  In de bus deel ik de plattegronden van het centrum van Christchurch uit zodat ze zo snel mogelijk zelf hun weg kunnen vinden. Dat dit puur eigenbelang is had je natuurlijk al begrepen. Hoe eerder ze zelfstandig hun weg kunnen vinden, hoe beter!

Omdat het in het centrum niet meer een beetje regent, laat ik de geplande rondwandeling maar zitten en loop via het info-centre rechtsteeks naar het Canterbury museum. Hier vindt je eigenlijk alles wat met NZ te maken heeft, zowel van de oorspronkelijke bewoners de Maori als van de kolonisten. Flora, fauna, alles komt aan bod. In de vogelafdeling hangen de gigantische albatrossen die een vleugelspanwijdte van ruim drie meter hebben aan het plafond. En er is zelfs een mooie antarctische afdeling waar bijvoorbeeld de allereerste houten sneeuwscooters staan. Kortom, je kunt hier uren doorbrengen zonder dat het vervelend wordt. Ideaal voor een verregende ochtend! Gelukkig zal het in de loop van de ochtend opknappen en zelfs zonnig worden. Dat is nu typisch Nieuw Zeelands weer.
Ikzelf breng een bezoek aan m’n ‘vaste’ kapster. Het is tenslotte ‘al’ de tweede keer dat ze me knipt. Daarna bezoek ik de buren, een internetcafé waar ik in twee uur een update schrijf voor een collega die over twee weken met haar groep start en ik beantwoord de nodige Nederlandse mailtjes.

Op een steenworp afstand ligt het grote centrale plein waar ik precies op tijd ben om de Wizzard te zien. Dit is een oude man met een getekend gezicht en een lange grijze baard, gekleed in een zwarte pij en getooid met een nog zwartere hoge puntmuts. Al jaren lang zet hij elke dag, als het droog is, om één uur ‘s middags zijn laddertje neer en begint zijn betoog. Iedere dag behandelt hij een ander onderwerp. Vandaag gaat het over de emancipatie van de vrouw. Hij is het er wel mee eens, maar weet toch een paar leuke voorbeelden te noemen waarin vrouwen toch niet zo geëmancipeerd zijn als ze zich voordoen. Hij heeft de lachers op zijn hand en tegelijkertijd jaagt hij een paar vrouwen op de kast. Maar iedereen weet dat je de verhalen van de Wizzard met een flinke hand zout moet nemen. Na zijn betoog gaat hij nog even op de foto met twee kleine kinderen op zijn knie en dan is hij ineens die aardige opa.

’s Avonds komt Jon, onze chauffeur, aan uit Picton. Onder het genot van een biertje vertel ik hem hoe onze vakantietrip is geweest. Hij vindt dat de Summumreis met één of twee dagen verlengd moet worden om ook het Otega-peninsula bij Dunedin mee te kunnen pakken. Ik ben het met hem eens. Het albatrosbroedgebied en de Yellow-eyed pinguïnkolonie zijn zeker de moeite waard, maar de reis zou dan duurder moeten worden en dat is niet gunstig voor onze concurrentiepositie ten opzichte van de andere reisorganisaties in Nederland.

top

Mount Cook
Vrijdagochtend staat iedereen al om kwart voor acht klaar om de bus in te laden en te vertrekken. Het is zonnig en men heeft zin om te vertrekken. In de bus vertel ik hoe het dagprogramma eruit ziet. Nog op het parkeerterrein van het motel trapt Jon iets te hard op de bijgestelde rem en met een klap beland ik achterwaarts op een punt van het dashboard. Dat is pijnlijk en zal me de komende dagen dwingen rustig aan te doen. Heel fijn zo’n begin! In een rijdende bus achterstevoren gaan staan is dus niet verstandig. In China hebben ze daar wat op gevonden. Voorin de bus kun je een ruggesteun uitklappen waar je tegenaan kunt gaan staan. Deze moet voorkomen dat je bij plotseling remmen achterover valt. Uit ervaring weet ik dat dat werkt. Die Chinezen zijn zo gek nog niet! 

Na twee uur in zuidelijke richting gereden te hebben stoppen we voor de koffie e.d.  bij een bakkerij in het plaatsje Geraldine. Hier kan iedereen zijn lunch inkopen. We moeten vaak grote afstanden overbruggen waardoor er niet altijd tijd is om uitgebreid in een restaurant te gaan zitten lunchen. Het weer ziet er nog steeds goed uit. Iedereen hoopt dat we de top van de 3754 meter hoge Mount Cook vanmiddag kunnen zien.

We rijden door naar Lake Tekapo waar de oever vol staat met de schitterende paars en lila gekleurde lupines. Iets verderop staat de kleine ‘Church of the good sheppard’, een klein stenen kerkje dat populair is bij aanstaande bruidsparen vanwege het fantastische uitzicht over het meer. Het is in de jaren dertig gebouwd ter nagedachtenis aan de boeren in dit gebied.

Jon heeft gemerkt dat de rechter binnenste achterband lek is. Dat betekent een half uur verplichte stop in het naburige dorp. Dat is jammer omdat dat afgaat van de tijd die we hebben bij Mount Cook, onze volgende stop.
Een uur later rijden we langs lake Pukaki dat gevoed door de Tasman gletsjer, met 29 kilometer Nieuw Zeelands langste gletsjer.

Was nog vergeten te vermelden dat ik gisteren bij het viewpoint bij Lake Tekapo waar wij ook heel even gestopt zijn een tandem zag staan die me bekend voorkwam. Na wat rondkijken vond ik inderdaad Carla en Sebastiaan. Twee oude bekenden waar Ingrid en ik oudejaarsavond mee door hadden gebracht. Het ging goed met ze. Ze waren behoorlijk verbrand, gescheurde lippen enz. De fietstrailer was ook weer gerepareerd.

Ons wacht een onaangename verrassing want de bewolking is vanuit het westen al binnen gedreven. De top van de hoogste berg (gele stip op de kaart) van Nieuw Zeeland is weer eens aan het zicht onttrokken. Volgens Jon, die hier al vaak geweest is, kun je hem gemiddeld maar één keer in de vijf dagen in volle glorie zien liggen. Jammer voor de groep, maar Ingrid en ik hadden afgelopen maandag meer geluk toen de hemel onbewolkt was. Als we het dal verder inrijden wordt het weer steeds grimmiger. Desalniettemin begint iedereen aan de Hooker Valley Walk, de populairste wandeling in dit gebied (de groene stippen op de kaart) die je tot het Hooker Lake kan brengen, daar waar Ingrid en ik geweest zijn. Nu haken de eerste vier mensen al af nadat ze de eerste lange hangbrug even op stabiliteit getest hebben. Zij gaan terug met Jon die ze naar het nabij gelegen luxe Heritage Hotel zal brengen voor een ‘high tea’.

De rest van de groep trotseert de miezerregen en de snoeiharde wind die ons regelmatig dwingt te stoppen. Wat een verschil met vijf dagen geleden toen Ingrid en ik hier in de warme zon liepen en we ons in moesten smeren om niet te verbranden. Ondanks het weer steken we ook de tweede lange hangbrug die boven een diepe kloof hangt over. Ook nu houden een paar mensen het voor gezien en gaan terug. Met zijn tienen gaan we nog een half uur door tot een schuilhutje we met zijn allen net in passen. Qua tijd halen we het Hooker Lake sowieso niet en bovendien heeft iedereen meer zin om terug te lopen en in het hotel wat warms te gaan drinken.

Zodra we met de bus het dal uitrijden zijn we terug in het zonnige gebied. Het is nog ruim een uur rijden naar het hotel in Omarama. Dit is ook voor mij een nieuw hotel en het zal me benieuwen hoe de kamers zijn. In een telefoongesprek een paar dagen geleden is me onder andere duidelijk geworden dat ze een restaurant hebben dat op ons rekent.
Nog voor we het dorp Omarama binnenrijden ligt er links een heel eind van de weg af een mooi ranch-achtig gebouw. ‘Nou, dat is een mooie boerderij’, hoor ik vanachter uit de bus roepen en ik denk hetzelfde. Als we dichterbij komen zien Jon en ik een bord met daarop de tekst ‘Countrytime Hotel’ en laat dat nu net de naam van ons hotel zijn. Iedereen reageert enthousiast als ik ze vertel dat dit geen boerderij is, maar ons hotel!  En ook Jon en ik zijn verbaast dat we in zo’n luxe tent zitten de komende nacht.

De dame van de receptie heeft onze komst goed voorbereid. In sommige hotels zijn ze slecht georganiseerd bij de receptie en moeten ze terwijl we staan te wachten de juiste sleutels nog bij elkaar zoeken. Maar nu heb ik in no time de juiste sleutels van de juiste kamers en kan iedereen zonder lang te hoeven wachten naar zijn kamer. Het was een lange en vermoeiende dag en dan willen enkelen zo snel mogelijk opfrissen en omkleden.

De kamers zijn groot en luxe. Een enorme verbetering ten opzichte van het motel op de eerste reis waar de kamers klein waren. Het eten in het restaurant is goed, maar het uitzicht is nog beter. Door hele grote ramen heb je een panoramisch uitzicht op de omliggende met in de achtergrond de bergen. Naast het hotel zit een zweefvliegclub waar de vliegtuigen met behulp van een lier geruisloos de lucht in worden getrokken. Op het moment stijgt er net een op en maakt een paar spectaculaire duikvluchten vlak langs het hotel. De piloot is aan oefenen voor een open handen zijnde wedstrijd volgende week.
Jon komt binnen om te vertellen dat het mankement aan de bus in Omarama niet gerepareerd kan worden. Althans, de monteur heeft het probleem niet kunnen vinden. Hopelijk vinden we morgenavond in Te Anau een betere monteur. Er is iets met het luchtdruksysteem dat er andere voor zorgt dat het koppelingspedaal bekrachtigd wordt en de deur automatisch open en dicht kan.

top

Te Anau
Na een hele stille nacht vertrekken we om half negen. Weer staat iedereen ruim op tijd klaar om te vertrekken. Althans, op een dame na die haar eigen kamer heeft. Ze is wel altijd op tijd, maar nooit meer dan een paar minuten voor vertrek. Al met al heb ik geen reden tot klagen. We gaan in zuidelijke richting. Ons einddoel vandaag is Te Anau in de provincie Southland, aan de rand van het Fiordland National Park. 

De eerste stop is een fotostop op de Lindi’s Pass. Als je vanaf de pas terug kijkt in de richting vanwaar we gekomen zijn kun je aan de kleine auto’s in de verte zien hoe groot deze vallei is. De volgende stop is natuurlijk een koffiestop. Iets anders mag ook. De bakkerij annex coffeeshop staat in het gehucht Tarras, in de middle of nowhere. Er wordt beweerd dat ze hier de lekkerste koffie van het land hebben. Zoals op veel plaatsen zijn ook hier de huizen volledig uit hout opgetrokken wat het gehucht een western-achtig aanzien geeft. Iedereen zit op het terras in de warme zonnestralen ontspannen te genieten van de long black’s*, cappuchino’s en thee. Het lijkt wel vakantie!

We gaan verder  richting Cromwell om bij de fruitcoöperatie van mrs. Jones wat fruit in te slaan. Haar versgemaakt fruitijs vindt ook gretig aftrek. Hierna is het tijd voor een stop bij Nieuw Zeeland’s eerste bungy-jump plaats. Aan de oude stenen brug over de Kawaraurivier is het springplatform bevestigd. Hier kun je je voor NZ$140.- 76 meter naar beneden storten. De instructeurs wijzen je er nog even op dat je wel moet lachen en zwaaien naar de camera vóórdat je springt want iedere emotie wordt op video vastgelegd. Uiteraard kan de gelukkige springer deze video aanschaffen, natuurlijk tegen betaling van een aanzienlijk bedrag.

Niemand uit onze groep voelt zich aangetrokken tot het maken van een sprong. Wij houden het bij kijken wat in feite al spannend genoeg is. In het seizoen van 2004/5 had het op geld beluste management bedacht dat bezoekers zelfs al voor het betreden van het ‘viewingplatform’ NZ$5,- moesten betalen. Deze idiote beslissing resulteerde al gauw in een lager aantal sprongen omdat sommige bezoekers namelijk ter plekke bleken te beslissen een sprong te wagen. Deze regeling kostte teveel geld en is komen te vervallen. Nu staan er, om de bezoekersaantallen weer op te krikken, op de parkeerplaats duidelijke borden waarop staat dat de toegang tot het kijkterras gratis is. 

Het is nog een half uur rijden tot het pittoreske Arrowtown dat iets ten westen van Queenstown ligt. In tegenstelling wat de naam doet vermoeden is het niet meer dan een klein dorp met een smalle hoofdstraat en wat zijstraten. Hier hebben we één van de weinige echte lunchstops. Iedereen gaat zijn eigen gang, er is genoeg keus wat betreft lunchrooms. Ik zoek het bibliotheekzaaltje op waar ze een internetcomputer hebben. Er moeten nog wat namen naar de Whalewatchers in Kaikoura worden doorgemaild. 

Het is inclusief twee korte foto/toiletstops nog een kleine drie uur rijden naar Te Anau. Vooral de weg langs het Lake Wakatipu biedt schitterende uitzichten op de omliggende bergen. We kunnen er zelfs twee keer van genieten want morgen rijden we in omgekeerde richting over deze weg.  Om half vijf arriveren we in Te Anau. Ook hier verblijven we in een ander hotel en ook dit keer is het luxer en heeft iedere kamer zijn eigen sanitair, waar we dit op de eerste reis nog met twee kamers moesten delen.

Lang uitrusten kan de groep niet want een half uur later vertrekken we met de bus naar het centrum om inkopen te doen voor het ontbijt en de lunch van morgen en om vroeg te ‘dineren’. Het is wat gehaast want om 18.30 uur moet iedereen verzamelen bij de bootsteiger aan het einde van de winkelstraat. Van hier varen we over Lake Te Anau in veertig minuten naar de gloeiwormgrotten aan de overkant van het meer. Gloeiwormen zijn kleine beestjes die zich ophouden in rotsachtige vochtige omgeving en het felst gloeien als ze honger hebben. Na een informatieve video gaan we in groepen van twaalf met een gids mee de grot in. Twee keer moeten we met een plat bootje dat met twaalf mensen erin bijna ten onder gaat, een stuk water overbruggen. Als we een doodlopende grot invaren gaat ook de zaklamp van de bootsman uit en zien we duizenden kleine lichtpuntjes aan het plafond dat zich maar een meter boven ons bevind. Langzaam laat onze gids de boot ronddraaien zodat we de gloeiwormen van alle kanten kunnen bekijken. Het is een fascinerend gezicht.

Rond kwart over negen zijn we terug bij de bus die in die paar uur gerepareerd is. Deze keer vond een monteur de oorzaak; een kapotte luchtklep. De deur en de koppeling werken weer zoals het hoort. Als we terug zijn in het hotel kom ik er achter dat ik het hoesje van m’n GSM kwijt ben. ‘Waar kan dat ding nu zijn?’ vraag ik me af en hoe kom ik zo snel aan een nieuwe die je aan je broek kunt haken. Nu ik dacht eindelijk naar bed te kunnen moet ik te voet naar het centrum om de plaatsen waar ik geweest ben langs te lopen. Uiteraard zonder resultaat. Gggrrrr….

Milford Sound
De volgende ochtend vertrekken we om 6.30 uur richting Milford Sound waar we een boottocht door de fjorden gaan maken. De bagage laten we achter in één van de kamers om gewicht te besparen. We komen hier vanmiddag toch weer terug en we moeten een vrije hoge pas over en dan maakt 400 kilo minder gewicht veel uit. Het miezert. Dit komt niet geheel onverwacht want aan de westkust regent het vaak en veel. De regenval wordt hier niet in millimeters, maar in meters uitgedrukt! De begroeiing ziet er dan ook fris uit en met name de boomvarens zijn gigantisch. Bij de fotostops die we maken hebben sommigen al last van de beruchte ‘sandfly’, een minuscuul vliegje dat gek is op een vochtige omgeving en venijnig kan steken. Gedurende de twee en een half uur durende rit door het subtropische regenwoud wordt het langzaam droog zodat we toch nog van de uitzichten kunnen genieten. Het lot is ons blijkbaar gunstig gezind want zodra we in het gehucht Milford Sound aankomen breekt de zon door.

We schepen in op een bescheiden boot met zowel een binnenverblijf als een uitkijkdek buiten. Nu de zon schijnt is de omgeving fantastisch. Op sommige plaatsen rijzen de bergwanden van het fjord niet minder dan 1500 meter recht omhoog. Vanuit sommige bergwanden storten watervallen met donderend geraas in het diepe fjord. De kapitein vaart langzaam het nevelgordijn aan de voet van de waterval in. Twee mensen op het dek hadden niet gedacht dat de kapitein zo ver zou gaan en worden tot leedvermaak van de rest van de groep verrast door de heftige douche. Druipend komen ze bij ons in de veilige hut schuilen. Verder zien we op een groot rotsblok een kolonie zeehonden liggen zonnen en de kapitein ontdekt een eenzame, tevens zeldzame, geeloog-pinguïn. Na deze cruise van ruim twee uur rijden we terug naar Te Anau waar we een ijsje eten want het is nog steeds zonnig. Ik loop even naar het internetcafé waar ik gisteren was. De enige plek waar het hoesje van m’n mobieltje nog kan zijn. En wie schetst mijn verbazing, de eigenaar had het onder ‘mijn’ computertafel gevonden. Na de zon in Milford Sound en het terugvinden van dat stomme hoesje kan mijn dag niet meer stuk! 

Bij het hotel laden we de bagage in en beginnen de terugrit langs het Lake Wakatipu naar Queenstown, het centrum van de meest vreemde sportieve activiteiten die je maar kunt bedenken. Ook hier verblijven we in een nieuw hotel. Het ligt een heel eind buiten Queenstown en daar ben ik niet blij mee. Het vorige hotel was ook prima en lag op loopafstand van het centrum en en het meer. Dit hotel is weliswaar luxer, maar je bent wel afhankelijk van hun shuttlebus naar het centrum en terug. 

Een aantal mensen doet de volgende ochtend een Farm-boottoer op het meer. De boot is een oude authentieke stomer uit 1912. Ze gaan naar een boerderij aan de overkant van het meer om onder andere te zien hoe schapen worden geschoren.

Met negen mensen uit de groep doe ik een ‘Lord of the Rings’ toer. Door twee stoere originele Landrovers worden we bij ons hotel opgehaald. We gaan langs Lake Wakatipu in westelijke richting, naar Glenorchy. Dit is dezelfde route die Ingrid en ik al eerder hebben gereden, maar nu hoop ik met deze fourwheeldrives nog wat verder over de onverharde paden het gebied in te gaan.
Bij de eerste stop legt onze chauffeur/gids aan de hand van een fotoboek uit waar de filmopnamen onder andere hebben plaatsgevonden. Rondom Queenstown is op veel locaties gefilmd. Het uitzicht over de bergen is adembenemend. We gaan verder en steken een paar kleine riviertjes door naar een gebied waar we met onze Toyota ook al geweest waren. Deze keer gaan we natuurlijk verder! We schieten ergens het bos in naar een open plek. Ook hier is gefilmd, maar om eerlijk te zijn kan me dat allemaal niet zo boeien.
Er worden twee koelboxen van de imperiaal gehaald waar koffie, thee en 'homemade' koeken in opgeborgen zijn. Eén van de motorkappen wordt omgetoverd in een smakelijk uitziende koffietafel. Erg lekker allemaal, maar van mij mag nu het echte werk wel gaan beginnen! Voor de zekerheid vraag ik aan de chauffeur hoe ver we het gebied in gaan.
‘O, this is the point of return!’ antwoord hij.

Nou, dat is een lachertje; met onze twowheeldrive Toyota Echo zijn Ingrid en ik notabene door in totaal zes riviertjes veel verder het gebied in gereden. We zijn op een gegeven moment toch maar omgekeerd omdat we vonden dat het vanaf dat punt het werk werd voor fourwheeldrive’s. Ik laat m’n teleurstelling maar niet aan de acht anderen merken, maar een enkeling blijkt er toch ook iets meer van te hebben verwacht. Op verzoek maken we op de terugweg nog een stop bij één van de riviertjes om een foto van de wagens te maken die door het water heen scheuren. 

Raften
’s Middags is het tijd voor een rafttoer op de Shotover-rivier. Er gaan zes mensen van onze groep mee. Ik kan gratis mee op ‘standby base’. Dat houdt in dat ik mee kan als er nog plaats is. Tot op de allerlaatste seconde is dat onzeker omdat er natuurlijk iemand op het allerlaatste moment kan boeken. Uiteindelijk is er wel plaats op een raft, maar een zitplaats in de bus is nog steeds niet zeker, en die heb je toch wel nodig om op het startpunt van de rafttoer te komen.
Nog even wat geregel en ook ik kan instappen. Via een onverharde weg die bekend staat als de meest spectaculaire (lees: gevaarlijke) van Nieuw Zeeland dalen we af in de Skippers Canyon. De raftinstructeur die meerijdt is de grappigste thuis en vertelt over alle keren dat de chauffeur een stuurfout maakte en hij er nog net op tijd uit kon springen. Om zijn verhalen kracht bij te zetten zet hij op de gevaarlijkste wegdelen met een grijns de deur alvast open. Enfin, we komen levend en wel op de startplaats bij de rivier aan.

We krijgen een uitgebreide safetybriefing en de mededeling dat we nog even moeten wachten op een aantal klanten die per helikopter komen. Ergens in de verte horen we het geluid van de heli al. Het komt dichterbij maar we zien nog niets. En dan ineens, alsof we in de filmopnamen van een James Bondfilm terecht zijn gekomen, komt de heli op maar twintig meter hoogte door de bocht van de kloof aanvliegen. Wij staan perplex van zoveel spektakel, maar de Nieuw Zeelanders vinden het de gewoonste zaak van de wereld. Tenslotte is de helikopter hier een veel gebruikt vervoermiddel.

Dat we midden in het hoogseizoen zitten kun je zien aan het aantal rafts dat vanmiddag door de kloof vaart. Niet minder dan acht stuks varen achter elkaar aan. De bergen en rotswanden om ons heen vormen een mooi decor. We horen alleen het geluid van het water en de wind. Af en toe wordt er op elkaar gewacht als we door een moeilijke versnelling heen moeten. Soms wordt er iemand letterlijk afgeschoten en beland dan in het koude water. Dit zorgt steeds weer voor de nodige opschudding, maar gelukkig hebben we geleerd hoe we elkaar weer aan boord kunnen trekken.
Nadat we een zeer bochtige en moeilijke passage tussen de rotsenblokken door hebben genomen vindt onze stuurman de tijd rijp om te vertellen dat hier drie jaar geleden een vrouw is verdronken omdat ze onder water klem was komen te zitten. En dat vertelt hij terwijl we nog wat versnellingen te gaan hebben!
De laatste spannende passage bestaat uit een natuurlijke tunnel van zo’n vijftig meter lang en drie meter breed. Meteen na de uitgang van de tunnel rest ons de laatste waterval waar we ruim twee meter naar beneden storten. Onze bijna onmogelijke opdracht is om precies op dat moment te lachen en naar de camera te kijken want er staat daar een fotograaf van de organisatie.
Je raadt het al, ook deze foto kun je natuurlijk kopen, uiteraard voor een niet onaanzienlijk bedrag. De hele organisatie verloopt gesmeerd. Als we terug zijn bij het hoofdgebouw kunnen we douchen en er staan koffie, thee, frisdrank, fruit en koeken voor ons klaar. Terug in het centrum waar ze hun boekingskantoor hebben kun je ook de foto’s bekijken. Eén van ons acht koopt de CD en zal later de fotobestanden naar ons toe mailen.

top

Fox Glacier
Na twee nachten in Queenstown gaan we via spectaculaire bergwegen over de Crown Range in noordelijke richting naar de westkust. Onderweg komen we door dorpjes waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. Houten huizen uit het begin van de vorige eeuw domineren het landschap. Makarora, waar we een vroege lunchstop hebben is zo’n dorp. We gaan over de Haastpas en belanden dan in een totaal ander landschap.

Je vindt hier aan de westkust subtropische regenwouden met enorme varens en de meest vreemdsoortige mossen en schimmels, maar ook uitgestrekte beukenbossen. Alles ziet er vers uit omdat het hier voorjaar is. Dit is ook het terrein waar de possum zich veel ophoudt. De possum is een buideldier en het meest schadelijke dier in Nieuw Zeeland. Sterker nog; ze zijn een ware plaag.Possum
In 1858 zijn ze vanuit Australië geïntroduceerd met de bedoeling een vachtindustrie op te zetten. Helaas ontsnapten de dieren uit de fokkerijen en verspreidden ze zich razendsnel. Ze vermenigvuldigen zich net zo snel als konijnen met een draagtijd van maar 17 à 18 dagen. Er zijn er nu zo’n 60 miljoen! Het probleem is dat ze op de vos en de hond na geen natuurlijke vijanden hebben en hele bossen kaalvreten. Met name de top en de bast van de bomen moeten het ontgelden. Een hoog percentage van de bomen is al dood. Per nacht eet elk dier 3 à 400 gram groenvoer op. Dat is minimaal 18.000 ton aan vegetatie! Het DOC, ofwel Department of Conservation, te vergelijken met ons Staatsbosbeheer, is een grootschalig verdelgingsprogramma begonnen. Op veel plaatsen staan nu borden met de waarschuwing dat er gif is gestrooid en je je hond en kind bij je moet houden. Overdag zie je de possums vrij regelmatig dood langs de kant van de weg liggen, maar verder zie je ze nooit omdat het een nachtdier is. De possums op het plaatje zijn van het ‘Common Brushtail’-soort.
Een andere plaag vormden de ‘red deer’ ofwel het edelhert. Ook deze zijn zijn geïntroduceerd en werden al snel een plaag. Met honderden tegelijk zijn ze afgeschoten. Omdat deze dieren vrij gemakkelijk te vangen waren vormen ze nu geen bedreiging meer. Ze worden nu door de veetelers achter hoge hekken gevangen gehouden.

Tegen het eind van de middag komen we in in het gehucht Fox Glacier waar we inchecken in onze eenvoudige accommodatie. De groep weet het terras snel te vinden en ik loop even langs het boekingskantoor van het bedrijf dat de gletsjerwandelingen organiseert en het helikopterbedrijf om onze boekingen te controleren. Ook bespreken we het weer van morgen want daar hangt veel van af. De vooruitzichten zijn niet bepaald gunstig. ’s Avonds maken we met een deel van de groep in het donker een wandeling door een naburig bos. Enerzijds om possums te kunnen spotten en anderzijds om de gloeiwormen te bewonderen. Als kleine Led-lampjes hangen ze met honderden tegelijk onder omgevallen boomstammen en aan een rotswand. De possums laten het vanavond afweten.

De volgende ochtend is het zoals voorspeld bewolkt, maar droog. De vluchten kunnen dus niet doorgaan. Dat is jammer want ik had negen mensen zover gekregen een vlucht te boeken en vier zouden met de heli naar boven gaan, op de top van de gletsjer een wandeling maken en dan weer terugvliegen. Als het weer opknapt kan het eventueel vanmiddag of morgenochtend vroeg voor we vertrekken.
De gletsjerwandeling gaat wel door. We worden voorzien van stijgijzers voor onder onze schoenen en een waterdicht jack. Met zijn zevenen en de gids rijden we in een veertig jaar oude bus naar de gletsjer. Het is een vreemde ervaring om door een subtropisch bos naar een gletsjer te rijden.
De bebaarde gids, een wat oudere man, geeft uitgebreide informatie over de gletsjer en de klim die we gaan maken. Maar eerst lopen we door het gletsjerdal via een rivieroversteek naar de voet van de gletsjer, daar waar de klim begint. Bij de voet van de gletsjer vormt al het smeltwater een rivier die uit een ijstunnel ontspringt. Het plafond van die ijstunnel is erg instabiel omdat de gletsjer constant opschuift. Soms wel vijftig centimeter per dag. Kortgeleden is er door het bewegen een stuk ijsplafond van 350 ton naar beneden in de rivier gevallen. Er ontstond een behoorlijke golf maar gelukkig stonden er op dat moment geen toeristen in de buurt. Het toeval wil dat er juist iemand stond te filmen. Van die film hebben ze vier foto’s afgedrukt en hier opgehangen als een waarschuwing.

De eerste twintig meter klimmen we links langs de dertig meter hoge ijsmassa omhoog. Op een plateau aangekomen gespen we de stijgijzers onder en krijgen we een stevige prikstok. We gaan nu echt de gletsjer op. De stijgijzers doen hun werk goed. Je hebt zoveel grip op het ijs dat het praktisch onmogelijk is om uit te glijden. Niemand haalt het in zijn hoofd om uit het spoor van de gids te stappen want de verradelijke gletsjerspleten liggen overal op de loer. Soms liggen ze verscholen onder een dun laagje sneeuw waardoor je er zomaar in zou kunnen vallen. Als je pech hebt val je tien of twintig meter en kom je klem te zitten. Iemand uit een gletsjerspleet redden is bijzonder lastig en vaak zelfs onmogelijk waardoor het slachtoffer door onderkoeling komt  te overlijden.

Midden op de gletsjer hebben we een fotostop. Onder onze voeten ligt een laag ijs van zo’n honderd meter dikte! Het is inmiddels zacht gaan regenen. Het is tijd om terug te gaan want we hebben maar een halve dagtoer geboekt. We dalen af in een soort ondiepe open gletsjerspleet om het gletsjerspleetgevoel eens mee te maken. Je kunt je voorstellen dat je daar zonder hulp niet uitkomt. Terug op het plateau gespen we de stijgijzers los en dalen we verder via grote rotsblokken af naar het gletsjerdal. Het is inmiddels weer droog, maar nog steeds bewolkt. De helikoptervluchten moeten tot morgenochtend wachten. De weersvooruitzichten zijn gunstig.

’s Avonds gaan de drie vriendinnen die gisteren niet mee waren met onze possumzoektocht zelf op zoek. Gewapend met een zaklamp gaan ze op pad. Na een half uur komen ze opgewonden pratend terug. Ze hebben een possum gezien en die ook nog kunnen fotograferen! Vlak daarna is één van de drie in het donker in de bosbeek gevallen. Ze is tot haar middel doorweekt. Mijn conclusie; je kunt ze ook geen moment alleen laten!

top

Helivlucht en Blackball
De volgende ochtend vroeg is het stralend weer. Dat wordt vliegen. Om half acht staan we al bij het helikantoor. De eerste negen gaan in twee heli’s voor een rondvlucht van twintig minuten over de gletsjer. Ze hebben zelfs een korte landing boven op de gletsjer. De andere vijf gaan voor de dertig minuten. Er is nog een stoel vrij en die mag ik innemen. We worden overmand door enige opwinding. Het is voor ons allen de allereerste helikoptervlucht en dat maakt het toch wel spannend. Met een busje rijden we naar het heliplatform. De negen van de korte vlucht komen juist aanvliegen. Ze vonden het allemaal fantastisch.

Dan is het onze beurt. We nemen plaats. Twee op de voorstoelen en vier achterin. Het is wel krap, maar mij hoor je niet zeuren. Voor ieder hangt er een koptelefoon zodat de piloot met ons kan praten. Voor we er erg in hebben zijn we los van de grond. We zien de huizen snel kleiner worden. De heli blijft stijgen tot we ongeveer op gelijke hoogte als de besneeuwde bergkammen vliegen. De piloot vliegt langzaam zodat we het berglandschap en de gletsjers kunnen bekijken. Het geeft een sensationeel gevoel om hier als een vogel in de lucht te hangen. Het geeft een perspectief zoals we niet gewend zijn. De piloot wijst Mount Cook aan die je nu onbelemmerd kunt zien liggen. We stijgen nog iets verder en zien aan de oostelijke kant (zie de kaarten!) van de bergen het dal met het Hermitage Hotel waar we die verregende wandeling hebben gemaakt. Tijdens de scherpe bochten langs de witte berghellingen hangt de heli zo scheef dat je door de zijruiten loodrecht naar beneden in de enorme gletsjerspleten kunt kijken. We hebben het grootste vertrouwen in de ervaren piloot.

Dan is het tijd voor de gletsjerlanding. Als we op een vlak plateau aanvliegen zien we er heel klein een van de andere heli’s staan. Nu pas krijg je een goed idee van de enorme dimensies in de bergen. Als we geland zijn biedt de piloot aan polaroidfoto’s te maken, en daarnaast is hij ook niet te beroerd om met onze camera’s wat groepsfoto’s te maken. Na deze korte stop volgen we de loop van de Fox-gletsjer die als een grote witte rups tussen de bergen door naar beneden kruipt. Na precies dertig minuten zijn we terug op het platform. Het is een ervaring die ik iedereen aan kan raden. De prijs in Nieuw Zeeland is relatief laag omdat hier zoveel concurrentie is. Iemand uit de groep wist te vertellen dat een vlucht in bijvoorbeeld Alaska minimaal vier keer zo veel kostte.

Een aantal mensen uit de groep komt me nog even vertellen dat ze blij zijn dat na de verregende dag gisteren, de vluchten vanochtend doorgingen zodat ze het verblijf in Fox Glacier met een goed gevoel af kunnen sluiten.

Tegen tienen vertrekken we in noordelijke richting. Na een uur rijden we door het dorp Franz Josef met de gelijknamige gletsjer in de achtertuin. Dit plaatsje is ongelooflijk toeristisch en het toppunt van commercie met zoveel souvenirwinkels, restaurants en hotels. We zijn blij dat we hier niet hebben overnacht. Waarschijnlijk zal Fox Glacier er over een jaar of vijf ook zo uitzien.

Weer een uur later rijden we door de bossen naar het kustdorp Okarito. Het zijn niet meer dan een paar huizen en er is niet eens een winkel, maar Jon weet dat hier een gedenkpaal staat voor Abel Tasman. Op deze hoogte zag Tasman op 13 december 1642 vanaf zijn schip de Heemskeck, voor het eerst de kust van wat nu Nieuw Zeeland heet. Hij was vanaf de Hollandse handelspost Batavia (nu Jakarta) hier naartoe gezeild. Een kaartenmaker van de Oost-Indische Compagnie gaf het land de naam ‘Nieuw Zeeland’, naar de Nederlandse kustprovincie. Abel Tasman ging voor anker in Golden Bay, maar in een gevecht met de Maori’s werden vier van zijn mannen gedood. Tasman vluchtte en heeft nooit een voet aan land gezet. Pas in 1769 ‘ontdekte’ de ontdekkingsreiziger James Cook de eilanden opnieuw en ging er aan land. 

We rijden verder en zien weer de nodige ‘road-kill’s’ op en langs de weg liggen. Het possumvlees is goed te eten. Dit kun je zelf ervaren bij onze volgende stop; de Bushman, een bar/restaurant waar ze onder andere een road-kill possum-pie op het menu hebben staan. Al een half uur voordat we daar zijn begint Jon te vertellen over de Bushman. ‘The Bushman is a hunter die de grootste zandvlieg ooit heeft gevangen. Er waren vier helikopters en een enorm net voor nodig om het beest te vangen. Toen hij eenmaal gedood was heeft de jager hem op laten zetten. De gigantische zandvlieg hangt nu als attractie aan het dak van zijn restaurant’.

Enigszins onder de indruk zit iedereen zich af te vragen wat er waar is van dit verhaal. Tijdens de eerste reis, toen ik dit verhaal voor het eerste hoorde, was natuurlijk ook mijn nieuwsgierig gewekt, maar nu weet ik beter. Aan het dak hangt inderdaad een enorme zandvlieg, nagemaakt door iemand met oog voor detail.
De warme possumtaartjes gaan erin als koek, bijna net zo lekker als een broodje warm vlees.

In Hokitika stoppen we voor een atelier waar ze het mooie groen jade verwerken dat in de buurt gewonnen wordt. We hebben hier een verkapte lunchstop. Dat wil zeggen; iedereen kan zelf zijn tijd verdelen tussen het atelier en een lunchrestaurant. De meeste kiezen voor het atelier en kopen wat te eten voor in de bus.
Dan gaan we op weg voor het laatste traject. Via de grote kustplaats Greymouth waar ze het bekende Monteith’s-bier brouwen, rijden we naar het vroeger mijnwerkersdorp Blackball. (Bb op de kaart) In dit dorp waar verder niets te doen is verblijven wij één nacht in het Formerly Hilton Hotel. Vroeger heette het het Hilton Hotel, maar de bekende hotelketen was het hier niet mee eens en spande een rechtzaak aan. Jane, de eigenaresse, verloor de zaak maar was niet voor een gat te vangen en veranderde de naam in wat het nu nog steeds is; het Formerly Hilton Hotel. Het is een volledig houten gebouwtje uit 1925 bestaande uit twee verdiepingen. Beneden is de authentieke bar met eettafels en boven zijn de 16 slaapkamers die ieder in een andere kleur zijn uitgevoerd. Een kamer is heel bijzonder en heet ‘Driftwood’. Het interieur is aangekleed met drijfhout. Voor het hotel is een veranda waar het in de zon goed toeven is. De hele groep neemt het er van en zit in afwachting van de barbeque te luieren met wijn, bier en schalen met snacks waaronder de beroemde Blackball-worst die in heel Nieuw Zeeland te koop is. Het is nog even wachten op Jon die het vlees voor de barbecue bereidt op een groot afgedankt zaagblad waaronder het houtsvuur brandt. Als hij klaar is kunnen we aanvallen. Het is wat je noemt echt ‘afzien’ zo’n reis!

Nelson en Abel Tasman NP.
De volgende ochtend vertrekken we na een overheerlijk ontbijt richting de zogenaamd  ‘Pancake Rocks’ bij Punakaiki aan de kust. Dit zijn, je raadt het al, rotsen die door hun lagenopbouw, associaties oproepen met pannenkoeken. Ook heb je er zogenaamde ‘blowholes’. Dit zijn door de zee uitgesleten gaten in de rotsen. Wanneer het vloed is worden de aanstormende golven door de gaten heen ‘geblazen’ en ontstaan er mooie waterfonteinen.
Na een kop koffie maken we een wandeling over het Trumantrack waar Jon graag zijn kennis over de rata deelt met de groep. De rata is een boom.

Dan gaan we verder naar zeehondenkolonie bij Cape Foulwind waar de jongen nu veel actiever zijn dan tijdens de eerste reis. Ze waren toen nog klein en constant dichtbij hun moeder in de buurt. Vlakbij ligt de kustplaats Westpoort waar we stoppen om te lunchen en boodschappen te doen voor het ontbijt en de lunch voor morgen. We brengen de dag dan door in het Abel Tasman N.P. en daar zijn geen etenswaren te koop.

Het is nog zo’n 3 uur en veertig minuten rijden naar Nelson, waar we onze basis hebben voor het Abel T. park. Onderweg ontvang ik een sms-bericht van de agent met de mededeling dat we in Nelson ineens verdeeld worden over twee motels in plaats van één. Het inchecken duurt daardoor ook twee keer zo lang, bovendien blijkt bij het tweede motel de man met de sleutels zoek te zijn waardoor het nog langer duurt. 

’s Avonds ga ik in het centrum nog even bij de Nederlandse Elly langs. Zij is een nicht van mijn moeder en woont hier al 45 jaar. Ingrid en ik hebben de Kerst met haar, haar kinderen en kleinkinderen doorgebracht. Zij had zelfs een echte banketstaaf gebakken, maar na het kerstdiner was er natuurlijk het enige echte Nieuw Zeelandse dessert, namelijk de pavlova. Dit is een zeer smakelijke schuimtaart die met Kerst in elk huis gegeten wordt. 

Met de groep bezoek ik de volgende dag het bekende Abel Tasman National Park waar we ons per watertaxi af laten zetten op verschillende stranden. Met Albert en Ronald laat ik me afzetten bij Anchorage Bay zodat we bij laag water een drooggevallen baai kunnen oversteken om vervolgens via door varens overwoekerde paden en mooie stranden in noordelijke richting te lopen. Op de stranden liggen de kano’s van onder andere een Belgisch stel dat hier drie dagen rondvaart en op kleine kampeerplekken bij het strand overnacht. Het ziet er allemaal zeer idyllisch uit!

In zo’n 3½ uur lopen we naar Tonga Bay. De interesse van mijn twee wandelmaatjes ligt duidelijk op een ander vlak; hoe kom ik zo snel van punt A naar B. Ik houd ook wel van doorlopen, maar ik maak af en toe nog eens een stop om bijvoorbeeld de reuzenpalmvarens beter te bekijken. De manier waarop de varenbladeren groeien is heel bijzonder. Het begint als een soort bruine harige spoel die zich ontrolt waarbij alle zijbladeren ook weer apart ontrollen. Het geheel groeit uit tot een meterslang blad.
Bij Tonga Beach kunnen we nog een klein uur van de zon genieten alvorens we volgens afspraak door de watertaxi worden opgehaald. Dit transportsysteem werkt perfect.

Bij terugkomst in het hotel horen we de verhalen aan van de vier die vandaag een kano-excursie gedaan hebben. Ze hebben een topdag gehad, mede door de strandlunch die inclusief was. ’s Avonds hebben we bij een pizzeria het afscheidsdiner voor onze chauffeur Jon. Hij brengt ons morgen naar Kaikoura en is dan klaar.

Kaikoura  en walvissen
’s Morgens starten we om acht uur want we moeten helemaal naar Kaikoura aan de noordoostkust. Het gebied tussen Nelson en Picton is door de houtindustrie altijd gebruikt voor de houtkap. Waarschijnlijk omdat hier bij het dorp Havelock een beschutte haven voor zeeschepen aanwezig was. Ooit stond hier de grootste houtzagerij van het zuidelijk halfrond. Tegenwoordig wordt iedere kaalgekapte berghelling herbeplant. Zo zie je per berg bomen van verschillende leeftijd en grootte staan. Als men de hellingen gaat rooien wordt op de bergtop een grote lier geïnstalleerd waarmee de boomstammen omhoog worden getrokken. Daar worden ze op houtwagens geladen en afgevoerd. Bij de oude ‘Pelorus Bridge’ hebben we een koffiestop. En niet alleen koffie, want deze uitspanning in het bos verkoopt namelijk ook overheerlijke zelfgebakken koeken en taartjes. Het is een populaire stop.

Via de schitterende Queen Charlotte Drive gaan we richting het pittoreske havenplaatsje Picton waar ook Jon woont. De smalle weg slingert door honderden bochten langs de Marlborough Sounds. Dit zijn de enorme binnenwateren die in open verbinding staan met de zee. In tegenstelling wat veel mensen denken zijn dit geen fjorden zoals bij Milford Sound, maar ‘verdronken’ bergdalen. Duizenden jaren geleden is bij een aardbeving de noordkant van het Zuider-eiland gekanteld en in zee terecht gekomen. Hierdoor ontstonden de Marlborough Sounds. (zie kaartje)

Jon stuurt haarscherp door de bochten. Hij zit zich bijna in het zweet te werken. Vlak voor Picton is een uitkijkpunt vanwaar we mooi op de haven kijken. Toevallig ligt daar juist de grote veerboot die ons over twee dagen naar het Noorder-eiland zal brengen, maar eerst gaan we lunchen in Picton. In groepjes van twee en meer verspreidt de groep zich over de uitgaansstraat en de waterkant. Enkele zonaanbidders eten hier op het grasveld hun lunch op.

Een half uur nadat we Picton verlaten hebben volgt alweer de volgende stop. Dit keer bij een grote wijngaard. Zodra we uitstappen bij de ruime entree staat er een dame met een blad vol wijnglazen voor onze neus. Dat is nog eens binnenkomen! We kunnen een aantal wijnen proeven en er wordt wat uitleg gegeven. Als laatste proeven we de ijswijn. Dit is een zoete dessertwijn. Na wat van het heerlijke druivenvocht ingekocht te hebben rijden we verder via Blenheim naar Kaikoura. De naam Kaikoura betekent in het Maori ‘rivierkreeft eten’ want dat kan daar goed.

De laatste 1½ uur gaan over de kustweg. We stoppen nog even bij een enorme zeehondenkolonie. Er liggen hier meer dan honderd zeehonden op de rotsen te zonnen. De jongen spelen in de poeltjes tussen de rotsen. Om half vijf zijn we bij ons motel waar we de komende twee nachten zullen verblijven. Op de valreep schampt Jon hier de zijkant van de bus langs een grote steen. Na het uitladen van alle bagage nemen we afscheid van hem. Het was weer een bijzondere tijd met hem. Ook deze reis heeft hij ons weer veel nieuwe dingen verteld en laten zien.

Na een eerste verkennende ronde door het dorp en een etentje is iedereen gisteren bijtijds naar bed gegaan. Vandaag staat er veel op het programma; vijf mensen gaan met de dolfijnen zwemmen, twee gaan mee om het hoog en droog vanuit de boot te bekijken, acht doen een albatrosexcursie en ’s middags gaan er negen mee op de walvissenboot.

Bij de dolfijnenexcursie krijg je een dik neopreen pak aan en een snorkel. Vanaf de boot begeef je in het water tussen de dolfijnen. Het is wel de bedoeling dat je geluid maakt en actief bent want anders zijn de dolfijnen snel verveeld en gaan ze er vandoor.

Zelf ben ik met de albatrosboot mee gegaan. Met zijn achten hebben we het bootje voor onszelf. Een kilometer uit de kust hangt de schipper een stuk haaienlever in een netje achter de boot. Voor zeevogels is dit een delicatesse en daarom zijn ze er als de kippen bij. Vlak nadat ze op het water landen vouwen ze hun 1½ meter lange vleugels in. Nu ze zo dichtbij zijn zie je pas wat een enorme vogels het zijn. De normaal al grote zeemeeuwen vallen er bij in het niet. Op minder dan twee meter afstand zien we ze stukjes lever afscheuren. Er dobberen al gauw drie soorten albatrossen om het netje heen waarvan de Wandering albatros het grootst is. De allergrootste soort is echter de Royal albatros die hier nu niet aanwezig is. Met een kop koffie en een koek in de hand genieten we van het schouwspel achter de boot.
De schipper laat ons ook een rotseiland zien met tientallen zeehonden en vaart naar de baai waar vaak dolfijnen voorkomen. We hebben geluk. Binnen tien minuten spotten we drie soorten; de gewone dolfijn, de dusky dolfijn en de zeldzame Hector’s dolfijn. Dit is de kleinste soort welke maximaal 1½ meter lang wordt en te herkennen is aan zijn kleine afgeplatte rugvin. Als we na 1½ uur varen afmeren geeft de schipper ons een formulier met daarop alle vogels die we gespot hebben, zestien in totaal. 

Om de tijd te doden maak ik met Frans de Clifftopwalk. Dit is een korte, maar erg mooie wandeling over de hoge kliffen en gedeeltelijk langs akkers. Het uitzicht over de kuststrook en het blauwe water is fantastisch.

Om drie uur is het tijd voor de Whalewatchtour. Deze keer wordt hij niet afgelast vanwege de aanwakkerende wind zoals op de eerste reis het geval was. Met negen man schepen we in op een futuristisch uitziend schip. Het is van alle gemakken voorzien. In het midden van het binnenverblijf met zeer comfortabele stoelen, hangt een grote platte monitor waarop we in ‘realtime’ kunnen zien waar we varen en wat de diepte onder de boot is. Op de zeekaart zien we dat een stip zich vrij snel van de kust verwijdert. De diepte is zo’n 80 meter. Dan schakelt onze Maori-gastheer over op een driedimensionaal beeld om een kijkje onder water te nemen. Twee kilometer uit de kust zien we in de zeebodem een diepe kilometerslange canyon. Deze Kaikoura-kloof is het begin van een trog die nog 1700 kilometer doorloopt langs het Noorder-eiland.
Het stipje op de monitor nadert de rand van de canyon en meteen schiet de dieptemeter omhoog… 100, 150, 300, 600…, 900… tot uiteindelijk een diepte van 1060 meter bereikt is. Alleen deze canyon is de reden voor de aanwezigheid van de walvissen. Door de ontstane stromingen wordt er vanuit de canyon continue voedsel voor de walvissen omhoog gestuwd.

Als we midden boven de kloof liggen worden de motoren stilgelegd en wordt een sonardetector aan een draad overboord gehangen om de locatie van de walvissen vast te stellen. Binnen een paar minuten al lukt dat. We varen er rechtstreeks op af en tot onze verbazing wordt er al gauw een walvis gespot door de kapitein. Het is een Giant Sperm whale, ofwel in gewoon Nederlands een potvis. Dit is wel een zéér efficiënte manier van walvissen kijken.

Even wat feitjes? De potvis wordt zo’n 15 tot 20 meter lang, weegt 40 tot 60 ton en kan meer dan 70 jaar oud worden. Een duik in dit gebied duurt gemiddeld 40 tot 60 minuten en kan tot 1000 meter diepte gaan, maar op andere plaatsen in de wereld zijn duiken van meer dan twee uur en tot meer dan 3000 meter diepte gemeten. Ze eten grote vissen, maar hun favoriete kost zijn inktvissen in alle soorten en maten.

Tot drie keer toe herhaalt de kapitein zijn kunstje en steeds met succes. Op de een of andere manier ziet hij ook precies wanneer de walvis gaat duiken. Op zijn teken staat iedereen in de aanslag om die ene mooie foto van de walvissenstaart te maken. Helaas wilde de kapitein zijn geheim niet met ons delen.

En passant zien we op de terugvaart een zeeleeuw die een grote zilverkleurige vis te pakken heeft en een school dolfijnen die door het dolle heen zijn. Ze maken complete salto’s als ze hoog uit het water springen. Een spectaculairdere afsluiting van deze dag  hadden we niet kunnen bedenken. Deze walvissenorganisatie heeft een zeer mooie website (www.whalewatch.co.nz) waarop je een en ander kunt nakijken.

Noorder-eiland
De taxibusjes die ons de volgende ochtend naar het kleine houten treinstation moeten brengen zijn laat. Even bellen dan maar voor het geval ze de afspraak vergeten zijn want de trein wacht namelijk niet. Twee minuten later al komen ze aanrijden. We zijn op tijd bij het station. Hopelijk rijdt de trein ook op schema. We blijven tenslotte Nederlanders. Iedereen is toch een beetje opgewonden want dit wordt hun eerste treinreis in Nieuw Zeeland.

Om kwart voor tien loopt de trein vanuit Christchurch Kaikoura binnen. Ruim op tijd dus. De bagage gaat in een wagon en wij hebben luxe gereserveerde zitplaatsen. De conductrice heet de nieuwe passagiers welkom aan boord en geeft uitleg over het gebruik van de restauratiewagen en het open rijtuig waaruit je kunt fotograferen. Voor de tweede keer volgen we de route langs de kust richting Picton, maar de trein rijdt dichter langs de zee dan de bus deed. Soms zelfs tot bijna op het kiezelstrand. Met een paar mensen sta ik in de open wagon van het uitzicht te genieten. Ergens halverwege stoppen we midden in een bos. Er wordt van machinist gewisseld!? Vreemde plaats vinden wij. Er staat hier niet eens een hut of iets dergelijks. De machinisten nemen alle tijd voor een praatje alvorens de trein zich weer in beweging zet. Deze relaxte houding is typerend voor de Nieuw Zeelanders; ‘No hurry, no worry!’.

Na een uur buigt het enkelspoor landinwaarts, door een tunnel die ons naar de andere kant van het bergmassief brengt. We rijden nu dwars tussen de weilanden en akkers door. Op een gegeven moment lijken de akkers roze gekleurd, maar als we dichterbij komen blijken de akkers uitgestrekte zoutbekkens te zijn. De roze kleur is afkomstig van een minuscuul klein garnaaltje dat zich in het zoute water bevind. Na verdamping van het water blijft er gek genoeg toch wit zout achter. Deze bekkens produceren genoeg zout om aan de behoeft van het hele land te voldoen.
Vijftien minuten te laat arriveert de trein in Picton. Ik haal de tickets op waarna we meteen aan boord gaan. Door de Queen Charlotte Sound varen we in een uur naar de open zee. 

Vanuit het pittoreske havenplaatsje Picton steken we in drie uur tijd via de ‘Straat van Cook’ over naar het Noorder-eiland. De zee kan hier onstuimig tekeer gaan door de combinatie van eb- en vloedstroming en de harde wind. Deze keer is het echter rustig en kunnen we op het bovendek genieten van de zon.
We komen aan in de grote baai van Wellington. Dit is de hoofdstad van Nieuw-Zeeland en een bezoek meer dan waard. Er is veel kunst te zien en natuurlijk mag je het biculturele Te Papa-museum niet missen. Hier vind je alles over de geschiedenis en de cultuur van zowel de Maori- als de meest Engelse koloniale bevolking. Ons hotel is gelegen in het centrum van de stad. Je kunt van hieruit in principe alles lopen. 

Op het bezoeklijstje staat natuurlijk ook het oude kabeltreintje uit 1902 dat je vanuit de binnenstad naar de botanische tuin boven op een heuvel brengt. Vanaf het uitkijkplatform heb je wijds uitzicht over de stad en de er achterliggende baai. Van hier wandel je dan door de tuin naar de regeringsgebouwen. De ronde Beehive, waar het parlement zetelt is het meest opvallend tussen de verder historische gebouwen . Niet ver ervandaan staat de Old St. Paul’s kerk uit 1866.  Het interieur in Engelse neogotische stijl is geheel uit hout opgebouwd en heeft daardoor een zeer warme uitstraling.
Van deze kerk is het niet ver meer naar de waterkant. Hier hebben ze de oude kade getransformeerd tot een aantrekkelijke wandelboulevard met de nodige terrassen waar het goed toeven is!

Tongariro National Park
Na twee nachten in ons luxe hotel vertrekt ’s ochtendsvroeg de trein vanuit het prachtige oude stationsgebouw. We hebben de achterste wagon met aan de achterzijde een panoramaruit. Na 5½ uur relaxed reizen komen we aan bij het kleine houten statonsgebouw van het Tongariro National Park. Een oude bus brengt ons naar onze accommodatie aan de voet van een van de vulkanen. Het Skotel zoals ons hotel heet staat op een prachtige plek midden in de natuur. Wij verblijven in het wat eenvoudigere backpackersgedeelte.

In het Tongariro N.P. kun je Nieuw-Zeelands bekendste wandeling maken, de zogenaamde Tongariro Crossing. Deze trek is 17 kilometer lang en duurt zo'n 6½ à 8 uur als het weer meezit. Op de middag van aankomst maak ik samen met elf mensen een vlucht in een vliegtuigje boven de kraters van het park. Als we om de top van mount Tongariro (1967 meter) vliegen kun je, als je goed kijkt, het wandelpad in de diepte zien liggen.

Op de eerste reis in november en ook tijdens de reis met Ingrid samen zat het weer niet bepaald mee. Op de dag dat we de crossing wilden doen goot het pijpenstelen, en was het onverantwoord om de crossing te doen. Maar deze keer echter zijn de weersvooruitzichten goed. Al mijn hoop op een geslaagde derde poging is op morgen gevestigd! 

The Tongariro Crossing
Als ik de volgende ochtend in alle vroegte verwachtingsvol het gordijn open schuif   kan ik een lichte grijns niet onderdrukken. Eindelijk… de lucht is strak blauw. Drie keer is scheepsrecht. Deze keer gaat het zonder twijfel lukken!

We gaan met zijn tienen. De meeste zijn enigszins opgewonden omdat ze niet precies weten waar ze aan beginnen. Hoe zwaar zal het zijn? We hebben een mooi kaartje gekregen met daarop een dwarsdoorsnede van de route en daarop kun je zien dat er een redelijk steile klim van 800 meter in zit. Verder weten we dat er onderweg absoluut niets te krijgen is, met name water. Daarvan gaat dan ook ruim voldoende mee.
Dezelfde oude bus brengt ons naar het startpunt aan de westzijde van mount Tongariro. Ingrid en ik zijn hier al eens geweest toen we nog dachten dat het weer op zou klaren. Het zicht was toen echter nul komma nul en van lopen kon toen absoluut geen sprake zijn.

Maar nu is het kraakhelder en kun je de kraters goed zien liggen. We spreken af dat ieder zijn eigen tempo loopt. Als je dit niet doet ga je of onder, of boven je eigen ideale tempo lopen en wordt z’on trekking meer een lijdensweg dan een wandeling voor je plezier. Al gauw is onze groep verdeelt in subgroepjes met ieder zijn eigen tempo. Na een uur wandelen over een bijna vlak pad staan we ineens voor de lange klim. Het landschap om ons heen is vooral bedekt met donker lavagesteente en er groeit nauwelijks iets.
Na een korte pauze beginnen we aan de klim. Het ‘pad’ is niet het gemakkelijkste. Het gaat over en tussen grote rotsblokken door en is hier en daar zo steil dat je je handen moet gebruiken. Op sommige stukken slip je weg op de aarde waar je nauwelijks grip op krijgt. Nu begrijp ik dat de parkwachters mensen afraden om deze trek in de regen te doen.
Langzaam komen we hoger en krijgen we een mooier uitzicht op het dal beneden ons. In de verre diepte zien we het start punt nog liggen. Na anderhalf uur klimmen zijn de meeste van onze subgroep boven. Er zitten hier al tientallen mensen uit te rusten en te genieten van het weidse uitzicht. De lucht is nog steeds strak blauw!
Het is sinds dagen weer eens een mooie dag en dan wordt de berg letterlijk bestormt door enkele honderden wandelaars. Op jaarbasis komen hier niet minder dan zo’n veertigduizend mensen.

Na een twintig minuten pauze wandelen we verder over een riant breed pad dat, bij nadere beschouwing van de kaart, de bodem van de ‘Zuid Krater’ blijkt te zijn. Volgens de informatie is het geen echte krater, maar een basin dat duizenden jaren geleden door het schuren van een gletsjer is gevormd. Aan het einde van het pad volgt een minder steile klim naar de ‘Rode Krater’. Dit is tevens het hoogste punt (1886 meter) van ‘The Crossing’ vanwaar je een fantastisch uitzicht hebt op mount Ngauruhoe (2287 meter). Op de foto zie je beneden over het vlakke deel een pad lopen dat rechts over een rand verdwijnt. Achter die rand ligt de klim van 800 meter. Ook zie je de lavastroom die tijdens de eruptie van 1870 onderaan de kraterhelling tot stilstand kwam.

Als we verder lopen zien we vlak voor we aan de andere kant beginnen met afdalen de drie kratermeertjes, de Emerald Lakes liggen. (foto) De afdaling is zeer steil, maar gemakkelijk omdat je door los gruis loopt waar je bij iedere stap in wegzakt. Aan de rand van een van de meertjes pauzeren kort samen met tientallen anderen. Er is er zelfs een zo gek om te gaan zwemmen in het ijskoude water. Ok, het is behoorlijk warm, maar overdrijven is ook een vak. Bovendien komt er wat bewolking binnen drijven waardoor het maar de vraag is of het warm blijft.

Wij besluiten in ieder geval door te lopen voordat het misschien ook nog gaat regenen. Dan worden we vanuit het niets ineens gepasseerd door een bataljon soldaten. In de gauwigheid vraag ik hoe lang zij er over denken te doen. Het antwoord is verrassend. Sommigen zijn hier voor de derde keer en ze doen er iets meer dan drie uur over! Niet te geloven! Dit is natuurlijk een topprestatie, maar tijd om een foto te maken is er niet en even stoppen om van de omgeving te genieten is al helemaal uitgesloten. In een rap tempo verliezen we ze uit het oog.

De rest van de route is het alleen nog maar afdalen. Het pad slingert zich langzaam een weg naar beneden over de hellingen van mount Tongariro (1967 meter). Het mooie van dit traject is dat je onafgebroken een mooi uitzicht over het landschap om je heen hebt. In totaal moeten we ruim 1100 meter afdalen tot het eindpunt. Met het dalen zal de temperatuur stijgen. De bewolking is inmiddels verdwenen dus het is weer onverminderd warm.
Nadat we bij de enige hut op de route wat gedronken hebben passeren we een heetwaterbron. De watertemperatuur varieert van 74 tot 91 ºC. De stoom is vlak bij de uitmonding 138 ºC. De bron ligt op een stuk privégrond van de Maori en daarom staan hier borden met de waarschuwing dat je niet van het pad af mag om de bron te bezoeken. De Maori houden niet van pottenkijkers!

Het laatste deel van de trekking gaat langs een beek door een dichtbegroeid bos. De mooie uitzichten laten we helaas achter ons, maar het is onder de bomen gelukkig wel wat koeler. “Ieder nadeel heb ze voordeel” zou Cruijff zeggen. Na zes en een half uur zijn we bij het eindpunt dat aan de noordzijde van mount Tongariro ligt. De twee snelste van onze groep zitten al bijna een uur op de saaie parkeerplaats te wachten. We zullen nog bijna een uur moeten wachten tot de oude bus ons op de afgesproken tijd op komt halen.

Rotorua en Maori-dorp
De volgende ochtend worden we opgehaald door John, de nieuwe chauffeur die tot het eind bij ons zal blijven. Het is een aardige kerel, maar door zijn sterke accent moeilijker te verstaan. We gaan naar het gebied rondom Rotorua dat vergeven is van de geisers en rokende zwavelbronnen. Zelfs in hun tuinen heben de mensen hun eigen stinkende bronnen. Het Wai O Tapu-park mag je beslist niet missen. Hier zie je bronnen in de meest uiteenlopende kleuren die veroorzaakt worden door de verschillende mineralen. Geel is zwavel, groen is arsenicum, wit is silicum, paars is mangaan enzovoort.

We overnachten in een klein motel in het zeer toeristische Rotorua dat in het midden van het vulkanische plateau ligt. Hier is zestig procent van de bevolking Maori, de eerste bewoners van Nieuw-Zeeland. Je kunt Rotorua dan ook niet verlaten zonder een Maori hangi-show bijgewoond te hebben. Het is allemaal vreselijk commercieel, maar toch wel de moeite waard.

Een ‘hangi’ is een op traditionele wijze bereidde maaltijd. Het voedsel wordt in een kuil op verhitte stenen gelegd. Het vlees onderop, dan de zoete aardappelen en de groente bovenop. Het geheel wordt afgedekt waarna het een paar uur moet stomen. Het is de taak van de mannen om de hangi te maken, maar de jongetjes uit het dorp hebben de opdracht om ontstane lekken in de afdekking dicht te maken zodat het stoomproces optimaal blijft. De mannen kunnen zich zodoende met nuttigere zaken zoals praten, drinken en slapen bezig houden.

Voorafgaand aan het eten is er de welkomstceremonie. De leider van de bezoekende groep (wij) moet een reeks angstaanjagende kreten en intimiderende bedreigingen met speren doorstaan. Wanneer deze test zonder met de ogen te knipperen of te lachen goed is afgelegd zijn wij welkom om het dorp te betreden.

De leider van de groep is voor deze gelegenheid een van de deelnemers. Het is tenslotte hun feestje en niet de mijne! Bij voorkeur wijs ik een vrijwilliger aan die binnen onze groep de grootste mond heeft. Ik kan niet ontkennen dat het leuk is om te zien dat die persoon toch wat nerveus wordt als hij eenmaal tegenover de angstaanjagende krijgers staat. Zelfs glimlachen is verboden zoals een Nederlandse toerist in november 2005 merkte. De Maori-krijger die tegenover hem stond voelde zich beledigd en gaf de man een kopstoot waarna deze met een bloedende gebroken neus achterover viel. Dit voorval haalde zelfs de Nederlandse krant. De Maori-krijger werd veroordeeld tot 150 uur taakstraf.

Na dit warme welkom bezichtigen we hun ‘traditionele’ dorp en krijgen we een mooie dansvoorstelling voorgeschoteld. Daarna gaan we aan de ‘hangi’ die, eerlijk is eerlijk, uitstekend smaakt. Tegen elven ’s avonds worden we, een ervaring rijker, door de bus van het Maori-village weer voor ons motel afgezet.

top

Coromandel
Daarna rijden we naar Coromandel, een schiereiland aan de oostkust waar je mooie stranden hebt waarvan het de bedoeling is dat je er even kunt relaxen want dat heb je wel nodig. Al met al is het een vermoeiende reis omdat we veel kilometers moeten afleggen. De route loopt via de badplaats Tauranga en wat kleine dorpen aan de oostkust. Op een van de stranden kun je bij hoogwater een kuil graven waarna deze volloopt met warm water. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat we ons boven een vulkanisch gebied bevinden. Tegen de tijd dat wij bij dit ‘Hotwater Beach’ zijn is het tij helaas al gekeerd en het water te laag om dit fenomeen mee te kunnen maken. 

Wij verblijven twee nachten in het kustplaatsje Whitianga, gelegen aan een grote baai. De eerste nacht hier regent het pijpenstelen. Mmm, dat wordt morgen geen leuke dag, voor zowel de groep als voor mij bedenk ik. Regen is nooit goed voor het humeur is mijn ervaring maar tot ieders grote verrassing schijnt, tegen alle voorspellingen in, 's ochtends de zon. Het wordt een heerlijk ontspannen dag voor iedereen. Samen met Willem maak ik een lange wandeling naar een uitkijkpunt over de baai waar kapitein Cook ergens in de 18e eeuw voor anker ging om de planeet Mercurius te kunnen bestuderen.

Tijdens de wandeling ontdekte ik een windsurfschool. Ooit, meer dan twintig jaar geleden toen het windsurfen in Nederland ‘in’ was had ik ook een plank. Het was er een  van het type ‘deur’ maar ik kon er aardig mee uit de voeten. Kortom, ik heb een plank gehuurd en jawel… na wat wankel gestuntel lukte het me om de baai over te steken en weer terug ook gelukkig. Het is net als fietsen, je verleert het nooit! 's Avonds hebben we alvast het afscheidsetentje omdat daar in Auckland te weinig tijd voor is. 

Hierna is de laatste dag aangebroken. De rit naar Auckland is landschappelijk erg mooi. Met name de smalle weg die langs de kust loopt. In Auckland resteert de middag en avond om rond te kunnen kijken. Met een paar mensen bezoek ik de Skytower waar je vanaf 220 meter hoogte een prachtig uitzicht hebt over de havens waar duizenden zeilboten liggen.

De groep vertrekt de volgende ochtend en ikzelf een dag later. Bij het inchecken merk ik dat de vliegmaatschappijen door de verhoogde brandstofprijzen ook op de kleintjes gaan letten. In verband met onze kampeervakantie hier heb ik 6,2 kilo overgewicht bij me. Normaal gesproken is dat geen probleem, maar nu wel. Drie kilo wordt me kwijtgescholden, maar voor de overige drie kilo ben ik de pineut. Het als handbagage meenemen is uitgesloten daar ik daarvan al twee stuks heb. Per kilo rekenen ze niet minder dan 87 Nieuw-Zeelandse dollars. Wat een kater na zo’n mooie reis!

Het Zuidereiland, of 'the Mainland' zoals onze chauffeur Jon het noemde, vind ik mooier dan het Noordereiland. Het is er minder druk en je hebt er de Nieuw-Zeelandse Alpen die met zijn gletsjers erg mooi zijn. Jon is een al gepensioneerde man van 58 die van stal was gehaald. Hij wist ongelooflijk veel over alles wat we zagen. Kortom, dankzij hem zijn we weer een stuk wijzer geworden.

Het weer heeft redelijk goed meegewerkt, behalve dan op een enkele dag op het Noordereiland. Na een enorme hoosbui vannacht schijnt nu de zon weer gelukkig. 


Wat feitjes over Nieuw-Zeeland (2006):

  • De ‘Silverfern’ is het nationale symbool. Een varen waarvan het blad aan de onderzijde zilverwit is.
  • Het ligt meer dan 2000 km van het dichtstbijzijnde continent Australië.
  • De Kiwi’s zijn de eerste die de zon op zien komen, want Nieuw-Zeeland ligt maar 1150 km van de datumgrens. Het ligt ten zuiden van de evenaar waardoor de zon andersom draait, d.w.z. hij gaat van oost naar west via het noorden i.p.v. het zuiden zoals bij ons.
  • Er leven 4 miljoen inwoners, waarvan maar 1 miljoen op het zuidereiland. Nieuw-Zeeland is zo groot als Groot-Brittannië.
  • Het Noorder-eiland is 115.777 km², het Zuider-eiland 151.215 km². 
  • Oorspronkelijk was Nieuw-Zeeland voor 80% met bossen bedekt. Nu is daar minder dan een kwart van over. Het merendeel is nu beschermd natuurgebied. Ongeveer een derde van het land valt onder het Departement of Conservation (DOC) in de vorm van nationale parken.
  • Verder vind je er de ‘New Zealand Christmastree’ of pohutukawa die in december donkerrode bloemen draagt.
  • Niet minder dan 24.000 schapenfarms met 50 mljoen schapen. Tijdens het lammerseizoen stijgt dit tot 75 miljoen. Er zijn zo’n 60 miljoen Possums.




Routekaart

Aankomst 2e groep

Mount Cook

Te Anau

Milford Sound & Queenstown

Fox Glacier

Helivlucht & Blackball

Abel Tasman NP & Nelson

Kaikoura & walvissen

Wellington

Tongariro NP & The Crossing

Rotorua & Maori-dorp

Coromandel & Algemene informatie