Rijstveld ploegen, Cambodja





Cambodja



back

Home
Reisverslagen
Fotoserie



Link naar
een reisverslag
van twee deelnemers



Dit keer ga ik voor Summum Reizen op stap en wederom naar Azie. Het zijn deze keer twee reizen naar Cambodja. De eerste start op 18 oktober 2002 terwijl de laatste eindigd op 1 december 2002. In 2008 ben ik nog eens terug geweest voor twee reizen waarbij Cambodja een onderdeel was van een Indochina-reis.

Vanaf oktober 2001 tot begin 2002 heb ik hier voor Summum al vier reizen gedaan, dus ik ben op bekend terrein. Omdat ik er de voorkeur aan geef om zelf uitgerust te zijn als ik de eerste groep ophaal van Bangkok Airport, vlieg ik twee dagen eerder dan de groep naar Thailand. Hier beginnen de Cambodja-reizen.
Dit verslag is een samenraapsel van alles wat ik in acht reizen heb meegemaakt. Helaas ontbreekt het me aan de tijd om er weer een lang smuig verhaal van te maken, dus deze keer is het wat meer in telegramstijl. Sommige plaatsnamen op het kaartje zijn anders gespeld dan in de tekst, maar wel te herkennen.


Bangkok
Voor de afwisseling vlieg ik nu eens met China Airlines. Volgens ingewijden zou dit een goede maatschappij zijn!? Het inchecken en boarden is geen probleem en wat meteen opvalt in het binnenste van de grote 747-vogel is de grote beenruimte die je hebt. Dat valt me erg mee voor een Chinese maatschappij die veelal kleine Chineesjes vervoert.


Nadat de geplande vertrektijd van 14.25 uur al met vijftien minuten is overschreden klinkt de stem van de ‘captain’ ineens door het omroepsysteem. ‘I’m sorry’ voor het oponthoud, maar de onderhoudsmonteurs zijn nog niet klaar. Nog vijftien minuten geduld a.u.b.’Rode aardeweg, Cambodja
Enfin, ons geduld wordt uiteindelijk anderhalf uur op de proef gesteld waarin wij met een ‘bloopers en candidcameravideo’ worden zoetgehouden. Motor nummer drie blijkt problemen te hebben. Je zou zeggen: ’hij heeft er toch nog drie over die het wel doen!?’. Maar zoals je zult begrijpen werkt het toch niet helemaal zo. Er is meer tijd nodig om te sleutelen dus wordt iedereen verzocht uit te stappen, maar niet voordat er 350 kaarten voor een gratis snack zijn geprint. De vertrektijd wordt nu op 18.00 uur gesteld. Na de snack en wat rondkijken loop ik net terug naar de ‘gate’ om eindelijk te kunnen vertrekken als er omgeroepen werd dat vlucht CI 66 pas om 21.00 uur zal opstijgen!?
Enfin, toch nog even polshoogte genomen bij de 'gate' en dat is maar goed ook want er wordt nu een dinervoucher verstrekt. Na zoveel uur rondgekeken te hebben ken ik Schiphol nu van binnen en van buiten en ik heb nog heerlijk gegeten ook. Ik ben verbaasd over zoveel luxe, vooral in de winkelgebieden. Dan, om 20.30 uur is het echt zover. We mogen opnieuw instappen. Uiteindelijk duurt het toch nog tot 21.33 uur voor we opstijgen waardoor de vertraging is opgelopen tot niet minder dan ruim zeven uur!

In Bangkok is de halve dag al om als ik daar na tien uur vliegen om 14.00 uur land en bovendien… regent het! Dankzij een nieuw middeltje (Melatonine) dat te koop is bij de drogist heb ik voor het eerst eens redelijk goed kunnen slapen in een vliegtuig, en dat terwijl ik zittend in een stoel nooit kan slapen. Ik voel me dus fit genoeg om nog even wat rond te kijken in deze wereldstad nadat ik een simpele kamer geregeld heb. Bangkok is na een aantal bezoeken bekend terrein voor me geworden, er is weinig veranderd in tien maanden.
Vrijdagochtend even met de lokale agent (een Nederlander die hier al 15 jaar een reisbureautje runt) het draaiboek van de reis doorgenomen. Alles lijkt goed voor elkaar, waarschijnlijk toch door de Hollandse efficiëntie. ’s Middags en zaterdag heb ik alle tijd om te acclimatiseren, het kleurrijke en levendige Chinatown te bezoeken en me bezig te houden met m’n favoriete bezigheid hier. Op de Chao Phraya-rivier die Bangkok doorsnijdt varen busboten die van halte naar halte varen. Dé manier om Bangkok te verkennen omdat je hier geen last hebt van files en de bijbehorende stank- en rookoverlast. Bovendien heb je door de snelheid een verkoelende wind. Met kleinere boten kun je de smalle Khlongs (kanalen) in die onder andere langs sfeervolle marktjes gaan.
Vanochtend (zondag) is m’n groep aangekomen die ik na een briefing en het maken van een dinnerafspraak voor de eerste avond, meteen de stad ‘ingestuurd’ heb. Het is tenslotte een reis met veel vrijheid en eigen initiatieven moeten gestimuleerd worden. Bovendien blijkt iedereen uit de groep al behoorlijk wat reiservaring te hebben. Nu kan ik alle lijsten met paspoort- en visagegevens invullen en alle vliegtickets controleren. Daarna heb ik nog even tijd om bij de enorme met goud en glitter versierde Royal Barges ben gaan kijken. Dit zijn door mankracht voortgedreven prauwen van 46 meter lengte en gebouwd rond 1912, maar nog steeds in prima conditie. Jaarlijks, op 5 december, als de koning jarig is  is er een groot festijn waarbij de hele rivier rood en goud ziet van alle boten.

M'n eerste indruk van deze groep?
De jongste is 37, de oudste 73, een gemiddelde leeftijd van 54 jaar. ‘Zouden ze daarom steeds (tot nu toe) op tijd zijn?’. Leuke mensen, ook de drie single mannen van mijn leeftijd waarvan er twee er niet al te charmant uitzien. De oudste van de groep is een gepensioneerde boer en reist samen met zijn vrouw hun hele leven al over onze aardkloot. Taai mannetje hoor. Bovendien, en dat is uniek, zijn het allemaal niet-rokers zodat er dus tussen de soep en het hoofdgerecht niet eetlustverziekend gerookt wordt Verder hebben we een bekende Nederlandse in de groep en is de jongste drie keer nederlands kampioene triatlon. De laatste keer was dit jaar.


Poipet (de grens)
Maandagochtend is het vertrek om 6.30 uur gepland zodat we na 5 uur rijden per minibusjes op tijd bij de grens kunnen zijn. Als je namelijk later aankomt in het grensdorp Poipet staan er rijen van hier tot Tokio voor het Cambodjaanse immigratieloket en kan het wel twee uur of langer duren voor je de grens over bent. Wij doen het in één uur. Na de laatste paspoortcontrole zijn we 'echt' in Cambodja.
Bij de grens staan tientallen armoedig uitziende kinderen, waarvan sommigen zelfs kleine babies op de heup dragen, om wat geld of eten te bedelen. Ze hebben haarfijn door wat er in onze plastic draagtassen zit, namelijk….koekjes, zoutjes  e.d. Als je al wat uit wilt delen is het zaak dat je zeker weet dat je alle kinderen wat kunt geven. Als je te weinig hebt voor teveel kinderen heb je de poppen aan het dansen.

In Cambodja is de Riel het nationale betaalmiddel (1000 riel is 61 cent), maar met baht en vooral dollars kun je ook betalen. Er leven twaalf miljoen mensen in dit land dat 4,4 keer zo groot is als Nederland.
Na het Cambodjaanse visum bewondert te hebben stappen we in de laadbak van de pickup trucks. Er zijn geen bankjes dus we moeten op onze bagage zitten. We hebben het gevoel dat het avontuur nu pas echt begint.
Wat een contrast met Thailand! De weg is gedegenereerd tot een onverharde stoffige piste vol met kuilen, maar wel met aan weerskanten pittoreske dorpen en uitgestrekte rijstvelden. Het eerste uur tot aan ons lunchrestaurant gaat over een nog redelijk begaanbare weg, en ook de eerste dertig kilometer na de lunch gaan op een half ingezakte brug na, voorspoedig. Maar dan begint de ellende pas echt, enorme
kuilen in de weg waar de chauffeurs handig langs manoevreren, en heel, heel veel stof. Een doek voor het afdekken van neus en mond is hier onontbeerlijk.
Net als we denken dat we alles gehad hebben duikt één van de trucks vijf kilometer voor het einddoel met zijn voorwielen in een gat. Een harde knal en een rammelend geluid is het resultaat. De chauffeur duikt onder de auto en ziet al snel wat het probleem is. Een bout van de wielophanging is afgebroken. ‘Tja, hoe lossen we dat op in ‘the middle of nowhere’ denkt iedereen. De auto gaat op de krik, wiel eraf, en dan blijkt hoe creatief de Cambodjanen zijn. Met een stuk ijzerdraad en de dubbel-gevouwen  plastic slipper van onze chauffeur wordt een tijdelijke reparatie uitgevoerd. Na twintig minuten rijden we weer en komen we na, in totaal vier uur rijden aan bij ons hotel.


Battambang

Het is geen gezicht als we bij ons luxe hotel in Battambang voorrijden. De twee wagens en wij zijn bedekt met een rode laagstof en dat terwijl het in het hotel kraakhelder is. In tegenstelling tot voorgaande reizen zullen we hier nu twee nachten verblijven. We hebben dus een hele dag om de omgeving te verkennen. Tijdens de oorlog tegen de Rode Khmer (1975-’79) zijn hier de zwaarste gevechten gevoerd. Uiteindelijk heeft het leger van Pol Pot 2 van de 6 miljoen Cambodjanen omgebracht.
Op de rivier vlakbij het hotel worden de voorrondes gevaren van de grote bootraces die binnenkort bij Phnom Penh tijdens het grote waterfestival worden gehouden. Het is een drukte van belang en er is zelfs een kermis en een podium waar je tegen betaling naar Thaiboxing kunt kijken. De boten hebben een lengte tot zeker 25 meter en zijn volledig van hout en prachig opgeschilderd. Er kunnen maximaal zestig peddelaars in. Na een spannende race zijn drie boten uitverkoren om het district te vertegenwoordigen.

Samen met Freek en Sjaak ga ik achterop de gecharterde brommers over één van de mooiste landwegen die ik in Cambodja gezien heb. Nergens heb ik zoveel runderen gezien als hier. Na een uur de rivier gevolgd te hebben arriveren we bij Wat Banan. Dit is een soort kleine versie van Angkor Wat op een heuveltop van 75 meter hoogte. Het echtpaar dat bij de tempel frisdrank verkoopt legt uit dat ze hier nog tegen de Rode Khmer gevochten hebben. Met een kaars in de hand en wat hand- en voetenwerk legt de man ons uit dat ie ons door de groten van de berg wil leiden. Wij zijn nieuwsgierig geworden en stemmen in. We moeten wel goed op het pad blijven lopen beduidt de man ons, want her en der liggen nog steeds landmijnen. Na plat op onze buik door een kleine opening te zijn gekropen zijn we in het binnenste van de berg aangeland. In deze grot heeft de Rode Khmer dus gebivakeerd…. Weer op onze buik kruipen we door de modder terug naar het daglicht en de warmte dat na dit bezoek aan deze kille holte aangenaam aanvoelt. Onze chauffeurs kijken ons lachend aan als ze onze kleding zien.

Via een korte, maar weer zeer mooie route dwars door de rijstvelden gaan we naar Phnom Sampeau, dat letterlijk vertaald ‘heuvel boot’ betekend. Het is een 140 meter hoge berg met pagoda’s,  een fantastisch wijds uitzicht, maar ook met de vreselijke Killing Fields. De slachtoffers werden hier op de rand van een diep gat in de nek geslagen waarna ze vijftien meter lager te pletter vielen op de bodem van de grot. Vol afschuw staan we nu zwijgend op de bodem van de grot naar deze plek te kijken. De koude rillingen lopen over onze rug. ‘Hoe kunnen mensen elkaar zoiets aandoen?’ De jongetjes die ons de weg wijzen zijn hier al  vaak geweest en lopen wat met elkaar te dollen. Op ons verzoek houden ze zich voor zeker dertig seconden even stil, maar dan willen ze ons meer laten zien. Er staan ook nog een tweetal afweergeschut verdekt opgesteld waar we zonder onze gidsjes zeker aan voorbij waren gelopen.
Dan dalen we af. Onderweg komen kinderen en tengere vrouwen ons tegemoet die met zware zakken cement voor de nieuwe pagoda omhoog zwoegen. Aan de voet van de berg eten we een simpele lunch  alvorens we richting Ek Phnom aan de andere kant van Battambang rijden. De rit langs de rivier er naar toe is interessanter dan de tempel zelf. ‘s Avonds drinken we in de plaatselijke disco een Tiger, Angkor of Anchor bier.


Siem Reap

De volgende ochtend varen we voor het eerst (op de voorgaande reizen zaten we opgepropt in kleinere bootjes) met een mooie ruime houten boot over de rivier langs en door (het is hoog water) vissersdorpjes. Doordat alle huizen op palen gebouwd zijn kan iedereen zijn spullen toch drooghouden. Vanaf het dak van de boot genieten wij van het leven dat zich om ons heen afspeelt. Kinderen die in het water spelen, vissers die hun netten met een krachtige zwaai in een cirkel uitwerpen en vrouwen die de was doen. Een boot vol backpackers komt met zijn tweehonderd paardekrachten zonder in te houden langsstuiven. Toch nog onverwachts slaat een grote golf over de reling en laat drie van ons druipend van het water achter. Boeken, camera’s…… alles is doornat. Er worden de nodige verwensingen geuit.

Halverwege de tocht hebben we midden op het water een korte pauze bij een klein drijvend cafeetje.  We komen precies aan op het moment dat het schooltje naast het cafe uit gaat. Het schoolgebouw staat hoog boven het water op lange houten palen. De kinderen worden met bootjes opgehaald en weggebracht en dat zorgt natuurlijk voor mooie plaatjes. We vragen ons wel af wie hier nu de toerist is want de eigenaresse van het café staat op haar beurt weer uitgebreid foto’s van ons te nemen als we afscheid nemen en wegvaren. Na een uur varen komen we bij ondergelopen landbouwgronden. Als het water over een maand ver genoeg is gezakt laat het  vruchtbare mineralen achter en kunnen de vissers de akkers gaan bewerken. Als we tussen de ondergelopen akkers doorvaren horen we plotseling een knal. De middelste van de drie motoren is op een stuk hout gevaren waardoor de schroef ontzet is. Je zou het niet verwachten, maar er is zowaar een extra schroef aan boord die er door de monteur, die altijd meevaart, vakkundig opgezet wordt. Alleen het starten van twee van de motoren gaat niet bepaald soepel waardoor we een tijdje op een trage, maar ideale, fotosnelheid varen.
Zodra we bij het Tonle Sap-meer aankomen geeft de bootman gas om dit immens grote meer snel over te steken. Door de enorme watertoevoer via de Mekong is het meer drie keer zo groot geworden als in de droge periode. Het is nu 2½ keer groter dan het IJselmeer dat een oppervlakte van 3500 km² heeft. De diepte is van ruim twee meter gestegen naar twaalf meter. Het is één van de rijkste zoetwater-visgronden ter wereld.
De constructie van de boot is blijkbaar niet berekend op al te hoge snelheden want via zijboorden begint met liters tegelijk het water naar binnen te stromen. Maar geen nood, het hulpje schept het er achterin de boot zo nu en dan weer uit.
Na in totaal vier uur varen komen we aan bij een vissersdorp waar onze gids al voor een bus heeft gezorgd die ons in dertig minuten naar ons hotel in Siem Reap brengt. Nadat we ingecheckt hebben zijn er wat klachten over kamers zonder raam!! Nou, dat zou ik ook niet prechtig vinden, dus heb ik het een en ander gewisseld bij de receptie die het toch wel vreemd vindt dat we graag een kamers mét raam willen. Mijn kamer ruikt trouwens een beetje muf en ook ik heb geen raam, maar ja, als reisbegeleider mag je niet teveel zeuren natuurlijk alhoewel ik me toch een beetje in een cel vind zitten. Er is wel een koelkast, airco en een TV, dus zo erg is het nu ook weer niet.


Angkor Wat

Vanuit Siem Reap kun je de tempels van Angkor bezoeken. Het wereldberoemde Angkor-complex bestaat uit meer dan honderd tempels die verspreid over een gebied van enkele tientallen vierkante kilometers liggen. Ze zijn tussen de 9e en de 13e eeuw na Christus in opdracht van de Khmerkoningen gebouwd. De grootste en misschien ook de indrukwekkendste is de Angkor Wat, het mausoleum van Khmer heerser Suryavarman II. Nergens ter wereld is ooit zoveel energie besteed aan het begraven van een dode. Al het materaal werd namelijk aangevoerd over een afstand van 45 km. met boten en olifanten. Het hele complex is 1 km² groot met in het midden een 65 meter hoge trapvormige piramide. Om de piramide heen ligt een galerij met meer dan 1000 m² aan steenreliëfs die nog steeds in verbazend goede staat zijn. Als je optimaal wilt genieten van de schoonheid van dit bouwwerk moet je vroeg uit de veren. Bij zonsopkomst heerst er een serene rust binnnen de muren van dit kunstwerk en is het licht op zijn allermooist.
De Ta Prohm tempel vind ik één van de mooiste. Toen de Fransen in 1860 Angkor ontdekten hebben ze deze tempel onaangetast gelaten. Hij wordt nu dan ook volledig overwoekerd door kolossale bomen die de tempel letterlijk in de greep van hun enorme wortels houden. Andere tempels, zoals ‘The Bayon’ met zijn tientallen twee meter hoge stenen ‘Smiling Faces’ worden door onder andere de Japanners met Japans geld gerestaureerd. Het glimlachende gezicht van Avalokiteshvara is maar liefst 200 keer te zien. De ploeg restaurateurs gebruikt de meest moderne kranen, steigers en gereedschappen  terwijl bij een andere tempel de Chinese ploeg de zware stenen nog met de hand verplaatsen. Bij de drukst bezochtte complexen zitten ontzettend veel bedelaars met afgerukte ledematen (door de landmijnen!) , blinden en jonge moeders met hun babies.

Siem Reap is ondanks de grote aantalen toeristen toch een sfeervol dorp gebleven. Wel zijn er meer internetcafe’s dan twee jaar geleden en er is zelfs een eethuisje dat het Mac Donald’s logo heeft geimmiteerd. Als je in Cambodja in een restaurant zit zal er altijd Chinese thee op tafel staan. Je hoeft er niet voor te betalen. ‘s Ochtends wordt dit al op de tafels gezet, dus je moet niet vreemd opkijken als dezelfde thee tijdens de lunch koud is, maar nog steeds goed te drinken.

De groep bestaat zonder uitzondering uit ervaren reizigers die allemaal zelfstandig de tempels van Angkor willen bekijken, soms met zijn tweeën, maar ook wel met z’n vieren. De meesten gaan op stap met een motortrailer. Dit is een comfortabele aanhanger met een zonne/regendak die door een motorfiets getrokken wordt en plaats biedt aan twee personen. De chauffeur spreekt meestal voldoende Engels om tevens als gids op te treden.
Zo heb ik mooi  m’n handen vrij om zelf op stap te gaan en nog wat voor mij nieuwe dingen te gaan bezoeken. Ik had bijv. nog niet de Killing Fields van Siem Reap bezocht waar tussen ’75 en ’79 duizenden mensen door de Rode Khmer zijn omgebracht.
Verder heb ik nog een kunst-school bezocht waar kinderen van het platteland leren uit steen en hout de mooiste beelden te maken,voornamelijk voor verkoop aan de toeristen. Eerst hebben ze zes maanden lang les om daarna zes maanden het vak in de praktijk te leren, maar nog steeds op deze school. Als de twaalf maanden om zijn gaan ze terug naar hun dorp waar ze met een groep en financieële en mentale hulp een eigen werkplaats opstarten. Er worden driehonderd jongeren tegelijkertijd opgeleid. Buiten staat het indrukwekkende resultaat van de inspanningen vier studenten. Een twee meter hoge kop uit zandsteen gehouwen. Het is het hoofd van Koning Jayavarman VII, de koning die de meeste tempels heeft laten bouwen en zeer populair was onder zijn volk. Het ding weegt drie ton en gaat de Amerikaanse opdrachtgever, zonder de transportkosten, vijfduizend dollar kosten.
Een andere afdeling met ook driehonderd leerlingen houdt zich bezig met de produktie van zijde en het weven van de mooiste lappen stof. Je kunt hier het volledige proces van het eieren leggen tot en met het weven zien gebeuren. Van de buitenste laag van de cocoon komt de ruwe zijde en van de binnenste dus de fijne. De cocoons worden in water van 80 graden geweekt en afgewikkeld. Een draad ruwe zijde bestaat altijd nog uit zeventig ragfijne draden. Fijne zijde wordt van vijfenveertig cocoons tegelijk afgewikkeld. Op een weefgetouw van een meter breed liggen 5026 kettingdraden en een meisje is acht dagen bezig om die aan te brengen op het weefgetouw en ze kan maar zo’n 25 centimeter per dat weven als er een patroon in het doek wordt verwerkt. Alles is puur handwerk. Nu begrijp ik waarom zijde zo kostbaar is.
Ook is er in de omgeving van Siem Reap een moeilijk te vinden mijnenmuseum waar je onder andere kunt zien wat voor vreselijke destructieve apparaten er her en der nog steeds in de grond liggen. Nog dagelijks verliezen Cambodjanen, voornamelijk boeren, ledematen als ze op een mijn stappen.

De weg die voor ons hotel langsloopt wordt volledig gerenoveerd, maar als ik door wat achteraf gelegen ‘straten’ loop zie ik alleen maar enorme plassen waarvan je je afvraagt hoe diep ze zullen zijn. Net als ik in gedachten verzonken naar de plassen sta te kijken komt er een vrachtwagen aanrijden die er doorheen wil gaan baggeren. Het hulpje heeft de taak om de diepte te peilen door simpelweg door de plas te waden. Het water komt ‘maar’ tot aan zijn dijen en dat is voor de chauffer het sein om het erop te wagen. Een zwarte rookwolk uitspuwend komt de met stenen beladen wagen in beweging. Tot over de assen gaat hij door het water en net als hij de plas weer uitklimt zakken de linkerachterwielen diep weg in de modder. De wagen lijkt te steigeren, de achterkant van de laadbak verdwijnt net niet onder water. De chauffeur doet nog een vergeefs poging om de wagen uit het gat te trekken maar de loodzware truck zit muurvast. De twee jongens komen van de wagen af en staan er een beetje verslagen bij te kijken. Ik bied ze wat te drinken aan om ze te helpen een oplossing te bedenken. Er wordt een bevriendde chauffeur opgetrommeld, maar die komt met een lege, dus te lichte vrachtwagen. Kortom, de lostrekpoging mislukt volledig en ik weet ook niet hoe ze het verder op gaan lossen want ik heb geen tijd om dat verder af te wachten. Op m’n volgende trip zal ik nog eens gaan kijken.

Karaoke

Tijdens één van de reizen hebben we nog een staaltje van machtsmisbruik van de impopulaire premier Hun Sen mee mogen maken. In Phnom Penh was een dode gevallen in het nachtelijke uitgaansleven, in één van de karaokebarren om precies te zijn. In werkelijkheid zijn dit verkapte huizen van plezier. Inderdaad kun je er karaoke zingen, samen met één van de beschikbare dames, maar onder het genot van de nodige alcohol eindigt het zingen meestal in een bed. Op last van de premier moesten alle karaokebarren in het hele land, van de één op de andere dag hun deuren sluiten. Omdat niet alle eigenaren hier meteen gehoor aan gaven gaf Hun Sen opdracht om de ingang te barricaderen d.m.v. simpelweg een vrachtwagenlading zand tegen de deuren. Bij degene die nu nog open zou gaan dreigde hij er met een tank naar binnen te rijden.
Dat er met hem niet te spotten valt blijkt ook uit het feit dat hij geen middel uit de weg gaat om aan de macht te blijven. Als de verkiezingen voor de deur staan worden  er regelmatig leden van de oppositie  omgebracht. Iedereen weet wie dit op zijn geweten heeft, maar er valt weinig tegen te doen. En zo blijft de CPP (Cambodian People’s Party) de grootste partij boven de Funcinpec onder leiding van de koningszoon en de 3e partij van de populaire Sam Rainsy.
Regelmatig maak je onvergetelijke dingen met de groepen mee. Een leuke anekdote is over één van de single mannen uit de eerste groep. Voor het gemak noem ik hem Jan.
In de beurt van ons hotel bevind zich een poolcafé dat vanaf acht uur ’s avonds het ontmoetingspunt is van de locale hoertjes. Jan wilde wel wat gaan poolen en vroeg of de twee andere single mannen en ik zin hadden om mee te gaan. Wij stonden dus gezellig met een biertje te poolen tot een uur of elf toen ik het wel gezien had. Ik wens hen nog een goede nacht waarop Jan opmerkt dat ook zij het niet laat zullen maken.
Enfin, de volgende ochtend kom ik in de ontbijtruimte waar ik de hele groep tref. Ik schuif aan bij de mannen van het poolen en vraag veelbetekenend aan Jan of het gisterenavond nog laat geworden is. Neenee…, we zijn een half uur na jou gaan slapen. Hij heeft het nog niet gezegd of er stopt een brommer voor de deur met twee wulpse dames erop. Met een glimlach op haar gezicht komt één van de twee op haar hoge hakken, tot mijn verbazing naar, onze tafel toegelopen. Alle hoofden draaien onze kant op. Ze kijkt Jan aan en vraagt terwijl iedereen meeluistert: ‘Jan, can I have the key please, I left my jacket in your room!!’. Ik heb nog nooit iemand zo snel een rood hoofd zien krijgen.

Eén van de leukste uitstapjes die ik hier gemaak heb was toen ik met een gehuurde brommer het platteland op ging. Zo kwam ik onder andere terecht bij een huwelijksfeest waar ik op een dienblad wat eten en een biertje aangeboden kreeg en uitgebreid foto’s mocht maken van het bruidspaar met de getuigen. De mannen stonden keurig naast elkaar in helblauwe gehuurde pakken waar de vouwen overdwars nog in zaten. De vrouwen hadden het veel beter voor elkaar met hun prachtige jurken aan.

Verder zijn tot mijn verbazing  Sint en Piet dit jaar niet stilletjes mijn hotelkamer voorbij gereden want op 1 december ‘s avonds laat werd er hard op m’n deur gebonsd en vond ik een schoen met inhoud voor m’n deur. Bovendien werd het vergezeld door een heus Sinterklaasgedicht! De volgende dag dacht ik Piet even snel op te sporen door naar iemand te zoeken die op één schoen liep, maar tot op heden heb ik de ‘dader(s)’ niet gevonden!?

Kompong Thom

Na drie en een halve dag verlaten we Siem Reap met twee pickup trucks voor het zwaarste deel van deze reis. 235 kilometer over een zeer slechte weg. Het eerste deel valt nog mee. We rijden een mooie smalle rode zandweg langs dorpjes waar we regelmatig moeten stoppen vanwege alle koeien die over de weg lopen.
Vervolgens krijgen we een stuk ‘zoevend’ asfalt van vijftien km. Met financiële hulp van Japan wordt deze weg van Phnom Penh naar Siem Reap stukje voor stukje opgeknapt. Maar dan is het echt afgelopen, van de snelle asfaltweg blijft niet veel meer en heeft meer weg van een racecircuit voor terreinmotoren dan van een landweg. Samen met de oudjes uit de groep zit ik in de achterbak te ‘genieten’ van het gehobbel. Regelmatig komen onze zitvlakken los van de bagage waar we op zitten. Gelukkig vallen we na deze onvrijwillige zweefvluchten altijd weer terug in de laadbak.

Vanwege de hoge waterstanden is de weg hier en daar onderspoelt en moeten we door diepe bagger ploegen waarbij de truck soms bijna vast komt te zitten, maar dankzij onze ervaren chauffeurs het toch steeds weer redden. Onze chauffeur doet zijn uiterste best om de hele sliert pick-up trucks die achter ons aanrijdt, achter zich te houden om te voorkomen dat we in de rode stofwolken komen te rijden. Gelukkig lukt dit hem ook. Na vier uur rijden langs rijstvelden met palmbomen en dorpjes staat er voor ons een korte file van vracht wagens, pick-up’s en van die ossekarren met grote houten wielen. We moeten een ondergelopen weggedeelte doorwaden, met de nadruk op ’weg’, in de betekenis van 'niet meer aanwezig'. Er ligt een gapend gat op ons te wachten waar twee mannen aanwijzingen staan te geven hoe je er het beste doorheen kunt sturen. Om het nog gecompliceerder te maken staat er ook nog een met bananen geladen truck vast in het gat. Als we de mannen de ‘tol’ betaald hebben is het onze beurt. Het water spoelt over de motorkap als we het gat inrijden. Mmm, toch nog dieper dan ik dacht. Als dat maar goed gaat! Dankzij de aanwijzingen klimmen we er al snel weer uit omhoog. Achteraf viel het eigenlijk best mee.

Na deze zeven uur durende loodzware, maar zeer spannende reis komen we, rood van het stof, aan in Kompong Thom. Hier blijken, tot onze aangename verrassing, onze hotelkamers uitgerust met heuse ligbaden.
Zelf heb ik een minder aangename verrassing als ik merk dat er een volgeschoten diafilm uit m’n broekzak is verdwenen. ‘Die moet nog in de bak van de pick-up liggen, maar waar is die wagen gebleven?’ Snel zoek ik onze gids op die weet te vertellen dat de chauffeurs nog in de stad moeten zijn. Hij belt de chauffeur maar die heeft niets gevonden. Een verd…..kan ik niet onderdrukken. Al die moeite van het fotograferen voor niets? Ik stel voor om met de gids naar de chauffeur te gaan om zelf te zoeken. Zo gezegd zo gedaa en wat denk je? In een hoekje van de bak ligt zo’n transparant plastic kokertje en wat denk je….? De film zit er ook nog in. Bleek dat de chauffeur dacht dat het ‘toeristenafval’ was en had hij het daarom bijna weggegooid. Enfin, ik kan weer rustig slapen.

Ook deze stad is niet meer dan een overnachtplaats voor de laatste 165 km. over een redelijke weg naar Phnom Penh, die we dit keer met minibusjes overbruggen. Onderweg zien we ossekarren geladen met aardewerk dat in stro ligt tegen het breken. We hebben halverwege een drink/toiletstop in Skuon. Dit is het zogenaamde ‘spinnendorp’. Vanuit de oorlog stamt bij gebrek aan voedsel, de gewoonte om grote spinnen te eten. Er schijnen veel proteïnen in te zitten. In holen in de grond worden ze gefokt tot ze de grootte hebben van de palm van een grote hand. Daarna wordt de grond van ze afgespoelt,  dan wat zout erover en dan de finising touch, lekker bakken in de hete olie. De poten smaken naar iets wat het midden houdt tussen kip en noten. Het lijf heb ik maar gelaten voor wat het was.

Phnom Penh

In Phnom Penh zijn de voorbereidingen voor ‘Bom Um Tuk’, oftewel het grote waterfeest in volle gang. Dit feest wordt gehouden op de eerste volle maan in november en is om de geesten van water en land te bedanken en gunstig te stemmen voor goede oogsten en visvangsten in het nieuwe seizoen. Ook geeft Prins Sihanouk tijdens deze drie feestdagen het teken aan de Tonle Sap rivier om zijn stroomrichting te keren zodat het meer leegloopt. Het meer is in wezen een groot overloopreservoir van de Mekong. Om het feest compleet te maken worden er bootraces gehouden. Er doen bijna vierhonderd roeiboten, bemand door 22.000 roeiers aan mee, die uit het hele land hierheen komen,. Per dag krijgen ze een dollar van de festivalorganisatie voor eten en drinken? Om de mannelijke roeiers (er zijn ook 650 vrouwelijke roeiers) in conditie te houden zijn de bordelen vijf dagen gesloten. De hoofdprijs is 450.000 riel of  112 dollar. Bij zestig roeiers in een boot krijgen ze dus de riante prijs van minder dan twee dollar per persoon!

We bezoeken het Tuol Sleng Museum, een voormalige school die in gebruik was als de gevangenis van Pol Pot waar de meest gruwelijke martelingen werden uitgevoerd.
Hier wordt ook een videodocumentaire te vertonen over de Rode Khmer. Zeer interessant, maar nog veel gruwelijker. Een oude Rode Khmersoldaat verteld schijn-baar zonder enig berouw hoe hij mensen moest martelen en uiteindelijk met een klap in de nek om het leven bracht. Hij was overduidelijk niet meer dan één van de marionetten van Pol Pot en deed domweg wat hem opgedragen werd, om zijn eigen hachje te redden. En zo vertelde hij het zijn verhaal ook, alsof hij helemaal niets verkeerds had gedaan. 
Daarna gaan we naar de Killing Fields. Door de hoge waterstand moeten we van de bus overstappen op brommers die af en toe over gammele bamboebruggetjes moeten manoeuvreren om op onze bestemming te komen. Bij de Killing Fields staat een glazen monument met honderden schedels van slachtoffers van de Rode Khmer. In totaal zijn hier 17000 mensen omgebracht en in massagraven onder de grond gestopt. Als we later in de bus zitten, zit iedereen enigszins verdooft door deze trieste aanblik, stil voor zich uit te kijken.
Begrijpelijkerwijs wordt je niet vrolijk van het bovenstaande, maar als je toch meer wilt weten over deze genocide raad ik het boek ‘Eerst doodden ze m’n vader’ aan. Geschreven door Loung Ung, een vrouw die pas zes jaar was toen de oorlog uitbrak. Ze beschrijft op meeslepende wijze de eerste jaren van de oorlog toen iedereen gedwongen werd op het platteland te gaan leven. Intellectuelen, brildragers, leraren, artsen enz. werden als eersten gedood.
Net als in Siem Reap rijden ook in Phnom Penh veel terreinwagens van buitenlandse hulporganisaties rond en ook zie je hier ontzettend veel invaliden al bedelend of  op zoek naar voedsel op krukken rondstrompelen. Nergens heb ik eerder zoveel riels  uitgedeeld als hier, maar het is natuurlijk maar een druppel op een gloeiende plaat.

Om onze gedachten even op iets anders te focussen gaan we wat drinken bij de populaire FCC aan de boulevard langs de Mekong. Dit is de Foreigh Correspondence Club waar iedere middag veel ambassade- en hulporganisatiepersoneel wat komt drinken en eten. Daarna gaat de hele groep mee naar een hulporganisatie die zich ten doel gesteld heeft zoveel mogelijk straatkinderen een nieuwe kans te geven. Vijftienhonderd kinderen worden hier opgevangen en leren een vak. Er is een klein, maar zeer sfeervol ingericht restaurantje, met de naam ‘Friends’, waar een aantal kinderen leren bedienen. Het gaat vaak nog wat onwennig, maar ze doen hun uiterste best. De gerechten smaken erg goed en kosten maar 1 dollar per stuk. Alle inkomsten komen weer ten goede aan nieuwe projecten voor andere kinderen. Kortom, dit is echt een aanrader! Tijdens het eten echter begint het ongelooflijk te hozen. Met bakken tegelijk komt de regen naar beneden. De straat staat na een half uur 20 centimeter onder water. Als we een uur later naar ons hotel willen moet er bijna een boot aan te pas komen om het hotel te kunnen bereiken.

Banlung

Vanaf Phnom Penh vliegen we met Royal Phnom Penh airlines in een oud Russisch Antonov propellervliegtuig in een uur naar het in het noordoosten gelegen district Ratanakiri. We zijn de eerste reisorganisatie die hier komt.
In het toestel wordt een mistgordijn gevormd door de airco die iets te enthousiast zijn werk doet. Na een tijdje zie je alleen de drie stoelen voor je nog. De landingsbaan bij de ‘hoofdstad’ Banlung bestaat uit een strip van rode aarde en het vertrek- en aankomst gebouwtje is helemaal van hout opgetrokken. Je weet niet wat je meemaakt, het ziet er allemaal fantastisch uit. De eigenaar van ons hotel, mister Leng, haalt ons met zijn pick-uptrucks op. Ook alle straten in het dorp zijn van rode aarde en veel huizen zijn ook van hout. Het hele dorp ademt een wildwestsfeer uit. Alleen de paarden ontbreken.
Het hotel ziet er naar omstandigheden goed uit, alhoewel je wel zelf een bovenlaken moet nemen want daar wordt niet in voorzien. Na een goede lunch maken we een wandeling door het bos naar het Lac Yak Lom, een veertig meter diep kratermeer waar je heerlijk kunt zwemmen. Met pick-up’s worden we opgehaald.
‘s Avonds wordt er een perfecte Cambodjaanse barbeque verzorgd voor een luttel bedrag. Het water loopt ons gewoon uit de mond.

De volgende ochtend vroeg springen we op onze gehuurde brommers om een drietal dorpen te bezoeken. Via een dirtroad komen we bij het Kreungvolk dat nog nauwelijks westerlingen heeft gezien. De mensen zijn ontzettend verlegen en de kinderen zijn zelfs een beetje bang van die grote witte mensen. Twee vrouwen uit onze groep hebben een grote tas vol kinderkleertjes bij zich en een voor een worden de kleinsten aangekleed. Het ijs is blijkbaar gebroken want de dorpsbewoners vinden het prachtig en er wordt verlegen gelachen. Ik speel er nog even voor dokter als een vrouw een zwerende wond aan haar vinger laat zien. Na hem zo goed en zo kwaad als het gaat schoongemaakt te hebben verbind ik de vinger met een kraakhelder verband dat nu volledig uit de toon valt.
We gaan naar een ander dorp waar ook de vrouwen pijp roken en de kinderen sigaretten! Hier bezoeken we de plaatselijke begraafplaats waar boven de graven bamboe daken zijn gebouwd  om het graf te beschermen tegen de regen.
Met een bootje steken we de Sesanrivier over om een China- en Laosdorp te bezoeken. Dat de Chinezen slimme zakenlui zijn blijkt wel weer, ze hebben mooie winkeltjes en ze wonen veel luxer dan de Laotianen die hier vele generaties geleden zijn komen wonen.
We varen weer terug naar het dorp waar onze brommers staan en genieten van een voedzame groentesoep die vooral de zouttekorten aanvult. Je transpireert hier zoveel dat er nauwelijks tegen aan te drinken is. Het loopt echt in straaltjes van je hoofd. De meesten van ons hebben een opvallend rode gloed in het haar. Het staat zelfs zo goed dat we besluiten ons haar vanavond maar niet te wassen.
De 44 kilometer lange brommerrit terug gaat veel sneller nu we een beetje geoefend zijn in het omzeilen van de grote plassen. Helaas gaat een stel toch nog onderuit en loopt de vrouw een dikke knie op. We sluiten de dag af met een koele duik in het kratermeer dat natuurlijk meteen rood kleurt.
‘s Avonds echter worden we, als we ergens zitten te eten overvallen door een langdurende hoosbui. Uiteindelijk bel ik de hotelbaas mr. Leng, die ons meteen op komt halen. Hij denkt dat de zware tocht die voor morgen gepland staat misschien niet door kan gaan vanwege de ondergelopen bospaden.

‘Nou, dat zien we morgenochtend dan wel weer!’ Eerst gaan we met zijn drieën het ‘nachtleven’ van Banlung ontdekken. Het hele dorp blijkt donker en uitgestorven, maar na wat gezoek vinden we een bierlokaal dat nog niet gesloten is. Na wat leuke gesprekken met twee locale gidsen zoeken we ons hotel op dat tot onze verbazing al helemaal donker is en ook afgesloten met een groot hangslot. Dan maar op het raam van mister Leng’s slaapkamer tikken. Een slaperig gezicht verschijnt en dan een glimlach. Hij doet het raam open en beduidt ons dat we naar binnen moeten klimmen. En zo sluipen we door zijn slaapkamer, om zijn vrouw niet wakker te maken, naar onze kamers. ‘Goodnight mr. Leng!’.

Het mijndorp

De zoon van  mr. Leng, Virak, komt tijdens het ontbijt met het verlossende antwoord. De tocht kan toch doorgaan, maar het zal niet gemakkelijk zijn volgens de chauffeurs. Zowiezo gaan we met twee 20 jaar oude Russische jeeps van het type ‘niet kapot te krijgen’, want  gewone pick-uptrucks zouden al snel vastlopen in de dikke modder. Via de ramen klimmen de deelnemers naar binnen want de deuren zijn dichtgelast tegen het rammelen. Eén van de mensen op de achterbank zit met de dieseltank tussen zijn benen omdat de orginele tank onder de jeep uit gereden is. Bij een schuur in het dorp halen we voor de zekerheid een extra reserveband op.
Via peper-, cashewnoot- en rubberboomplantages gaan we op weg naar een halfedel-steenmijndorpje dat diep verborgen in het woud ligt. Drie jaar geleden heeft een boer hier bij het ploegen een ‘steentje’ gevonden waarvan hij niet wist wat het was. Toen hij het op de markt in Banlung aanbod leverde het tot zijn verbazing meer op dan hij verwacht had. En dit was eigenlijk het begin van de ‘Goldrush’. Tientallen mensen kwamen diepe gaten graven op zoek naar rijkdom.

Het 32 kilometer lange pad slingert zich een weg door het dichte woud. De route is bijna onbegaanbaar omdat door de regen de veertig centimeter diepe sporen volgelopen zijn. Tot ieders verbazing blijft de wagen gewoon doorploegen, zelfs bij nog diepere gaten in het pad. Wel spuit dan het water via gaten in de vloer de cabine in. Vanwege ruimtegebrek zitten de monteur en ik samen op de rand van de achterklep, onszelf vasthoudend aan het dakframe. Net over het dak kijkend hebben we prima uitzicht, maar wel moeten we regelmatig ‘duiken’ voor laaghangende takken. Dan horen we ineens een vreemd geluid onder de motorkap vandaan komen. De V-snaar blijkt eraf gelopen te zijn, maar de chauffeurs weten waar ze mee bezig zijn en leggen hem er met behulp van een koevoet in twee minuten weer op.
Na ruim twee uur bonken en heen en weer geslingerd te zijn arriveren we met een knallende uitlaat in het permanent tijdelijke dorp. Na de kelen gesmeerd te hebben lopen we naar de mijnen. Dit zijn tien meter diepe gaten die onderling verbonden zijn met tunnels. En alles met het handje gegraven! De mannen laten de oogst van vandaag  zien. Ruwe steentjes van ongeveer één centimeter doorsnede. Eén of twee keer per maand wordt er een grotere steen gevonden die een klein kapitaal oplevert voor de gelukkige vinder. Omdat we een jarige in de groep hebben heb ik iets leuks bedacht. De mijnwerkers trekken de aarde met emmers uit de gaten omhoog en kiepen de inhoud op een hoop. Via onze gids vraag ik of ze het cadeautje in één van de emmers met aarde naar boven willen halen. Met wat smoezen lokken we de jarige naar de put. Enfin, de bewuste emmer wordt opgehesen en leeggegooid voor de voeten van de jarige die eerst nog verschrikt achteruit deinst, maar de grap wel kan waarderen. By the way, ze is een B.N. ofwel een bekende Nederlander. Voor de insiders; ze speelde in de serie ‘Vrienden voor het leven’ de moeder van Ed met de legendarische uitspraak; ‘Nietwaar vader!?’
Dan rijden we nog drie kilometer door op weg naar een spectaculaire zeventraps waterval. Hier komt onze jeep voor het eerst vast te zitten. Hij gaat niet meer voor- of achteruit. ‘Hoe gaan ze dit nu weer oplossen?’ denkt iedereen. En ja hoor, daar komt een oude sneeuwketting te voorschijn die voor de band in het water wordt gelegd. De chauffeur geeft rustig gas en de wagen komt in beweging. Terwijl hij doorrijdt vist de monteur de ketting uit het diepe spoor en rent achter ons aan. Met een soepele sprong komt hij weer naast  me zitten.

Na een korte foto/zwemstop beginnen we aan de terugtocht die voorspoedig verloopt. Onderweg bezoeken we en passant een Tom Puan dorp waarvan de meesten bewoners echter op het land bezig zijn. Een aantal ouderen bewoners kijken ons vriendelijk aan. Omdat er geen droog stof is deze keer komen we redelijk schoon, maar doodmoe, aan bij ons hotelletje waar de gastvrije mr. Leng ons op staat te wachten. Hij was al bang dat er iets gebeurd was vanwege onze late terugkomst. Na weer een duik in het kratermeer sluiten we de dag af met een perfect diner in de voormalige gouveneursvila waar een Fransoos samen met zijn Cambodjaanse vrouw een restaurant heeft geopend met de voor de hand liggende naam ‘Terre Rouge’.
Na twee en een halve dag in dit rustige gebied vliegen we met President Airlines terug naar het drukke Phnom Penh waar zich al een kleine twee miljoen mensen verzamelt hebben om de finale van de bootrace te aanschouwen.

Phnom Penh

We zijn dus weer terug in Phnom Penh om van de finale van de bootraces te genieten, maar ik vlieg in gedachten toch nog even terug naar Ratanakiri in het noord-oosten  waar we met de tweede groep dingen hebben beleefd die de moeite van het vermelden weer waard zijn.
In de eerste plaats was het nu veel kouder als met de eerste groep en dit werd veroorzaakt door een typhoon die van de Filepijnen naar Vietnam raasde. Kortom, er was nu wat geklaag over het feit dat er in ons primitieve hotel geen warm water was. De jongste van de groep beklaagde zich er zelfs over dat er geen airco was. Ik dacht nog even dat ie een grapje maakte, maar hij was tot ieders verbazing bloedserieus. Hij had allleen nog maar met het luxe Fox gereisd en was beter gewend, ahum.
Tja, dan kun je beter geen reis naar Cambodja boeken, alhoewel er toch redelijk goede hotels te vinden zijn, maar .........niet in Ratanakiri!

Nadat ik er achter was gekomen dat je hier ook olifanttrips kan maken meteen geprobeerd een aantal mensen enthousiast te maken. Vijf hadden er wel zin in, de rest had al eens eerder op de rug van zo’n dikhuid gezeten en vond één keer meer dan genoeg, niet wetende wat ze zouden gaan missen!?
De  enerverende rit achterin een pickuptruck naar het olifantendorp gjng niet helemaak zonder horten en stoten.  Bij een poging de diepste plassen te omzeilen kwam onze wagen, ondanks de sublieme stuurmanskunst van de chauffeur,  muurvast in de modder te zitten. Het geluk liet ons echter niet in de steek want al gauw arriveerde er een andere truck die ook nog een sleepkabel aan boord had. Onder  luid applaus werd ons vervoermiddel weer losgetrokken waarna de tocht voortgezet werd. Onderweg stopten we nog even bij een nederzetting van het Tompuanvolk. Hier waren een aantal mannen bezig een offertafeltje van bamboe te bouwen. Het bleek dat de opa van de familie een onduidelijke ziekte had en dus moest er geofferd worden om de geesten gunstig te stemmen. Omdat ze toch wel doorhebben  dat een bezoek aan een ‘echte’ dokter ook wenselijk is was er ook geld nodig om naar een hospitaaltje te reizen. Onze gids gaf het goede voorbeeld door wat geld op het offertafeltje te leggen. Toen we vertrokken lag er zoveel dat de zieke man waarschijnlijk wel tien keer op en neer kon reizen.
Eenmaal aangekomen bij het Preuwdorp vanwaar de olifantentrip zou starten, was het een drukte van belang. Een hele schare dorpsbewoners had zich verzameld rond een man die gehurkt op de grond zat. Er bleek iemand uit het dorp overleden te zijn en nu was een familielid van de overledene bezig om de voeten van iedereen schoon te wassen en zodoende te ontdoen van kwade geesten. Met een soort kwast werd koeiebloed (van de koe die ook geoffed was) op de voeten gesmeerd. Ook wij moesten eraan geloven omdat we ons op dorpsgrondgebied bevonden en zelfs onze wagen werd niet overgeslagen.
Nadat we de kinderen met snoepjes en balonnen, en de mannen met sigaretten, verwend hadden konden we op onze olifanten klimmen. Dit zorgde voor nogal wat hilariteit onder de dorpelingen omdat vooral de ouderen onder ons dit bestijgen deden met de souplesse van een olifant in een porselijnkast.
De trip zelf was niet onaardig en ging langs rijstvelden, een dorp en door een bos, maar toen we terugkeerden in het dorp waren we blij dat we af konden stijgen. Bijzonder comfortabel zit zo’n stoel niet. Nadat we weer vaste grond onder de voeten voelden ging onze aandacht  meteen naar een groep mannen. In een hoek van het dorp waren ze druk bezig rijstwijn te produceren en meteen in grote hoeveelheden te consumeren. De wijsheid was zogezegd in de kan, maar de mannen vonden het prachtig als we foto’s van ze maakten. Als binnenkort het oogstseizoen voorbij is slaat de verveling echt toe en hebben de dorpelingen weinig meer te doen dan slapen, roken, kaarten en drinken.
Een van onze groep heeft zo’n hypermoderne digitale videocamera bij zich waarmee je ook foto’s kuntmaken. Als hij de gemaakte opnamen via de uitklapbare monitor aan de bewoners laat zien geloven ze hun ogen niet. Er wordt gelachen en gewezen, hun eigen beeld in zo’n kastje, dat hebben ze natuurlijk nog nooit gezien.
Na een warm afscheid rijden we via een rubberplantage terug naar ons hotel in Ban Lung. Op de rubberplantage is net een jongen bezig de bomen een voor een te ‘besnijden’ waarna het witte goedje rijkelijk in een halve kokosnootschaal  vloeit. Als hij een beetje doorwerkt ‘doet’ hij twee- tot driehonderd bomen op een dag wat hem zo’n 40 à 50 liter oplevert. Per liter krijgt hij 150 riel (f 0,10). Eén keer per dag rijdt er een vrachtwagen door de rubberbossen om het rubber op te halen. Om te controleren of de rubberwerkers geen water door het witte spul mengen om zodoende meer te kunnen verdienen neemt een controleur met een overmaatse spuit wat rubber, verhit dat in een pannetje en weegt het overgebleven balletje dat een bepaald minimum gewicht moet hebben. Als het in orde is begint het laden.

Bij het hotel aangekomen blijkt inmiddels ook Freek aangekomen. In een vlaag van verstandsverbijstering had ik in Phnom Penh quasi nonchalant opgemerkt dat je ook over land per motor naar Banlung kon reizen, er niet op rekenend dat hij daar serieus op in zou gaan. Freek, de grote avonturier in de groep, leek dit wel een uitdaging en zodoende had hij in twee hele lange dagen de ruim zeshonderd kilometer afgelegd. Over trajecten van vaak meer dan vijftig km. was er door de regen weinig dat nog op een weg leek. Tot aan de assen had ie door de zeer plakkerige modder gereden. Het was zowel hem als de trailmotor aan te zien. Eerlijk gezegd was ik opgelucht dat hij het zonder problemen gered had.
Op de terugweg had hij minder geluk omdat het achterwiellager vast begon te lopen. Hij kon tenauwernood het dorp Stung Treng aan de Mekong bereiken om daar met een boot af te zakken naar Phnom Penh.

Een andere dag stappen we met achttien mensen  na een twee uur durende modderbaantocht in drie wankele bootjes die ons via de brede Sesanrivier naar een Joraidorp brengen. Hier is een begraafplaats waar iedere dode een houten tempeltje op het graf heeft staan. Op de voorste hoeken van het bouwwerk staan houten beelden van een man en een vrouw die het graf moeten bewaken. Op de achterste hoeken staan twee houten hoornen die de buffels  van de overledene voor moeten stellen. We hadden geluk, het kan voorkomen dat je hier op bepaalde dagen niet gewenst bent en dan wordt je weggejaagd met pijl en boog! Na alles op digitale videocamera’s en fotocamera’s vast gelegd te hebben  stappen we in de boten voor de terugtocht.
Bij het afscheid na de derde nacht staan twee meisjes van het hotelpersoneel zelfs te huilen omdat we vertrekken en eerlijk gezegd hadden de meeste van de groep het zo naar hun zin dat ze  nog wel één of twee dagen hadden willen blijven.

Het waterfestival

Na dit korte intermezzo terug in de tijd zijn we weer in Phnom Penh waar zoals gezegd vandaag de finales van de bootraces worden gevaren. Vanaf het hotel is het door de mensenmassa’s zo goed als onmogelijk om met een brommer naar de rivier te rijden dus loop ik het hele stuk. Overal langs de straten en staan honderden eet- en drinkkraampjes opgesteld, er wordt straatmuziek gespeeld, er is een kermis waarbij de botswagens gewoon over de kale grond rijden en er zijn muziekpodia. Kortom, het lijkt wel koninginnedag in Amsterdam. Heel veel mensen zijn van het platteland gekomen en hebben nog nooit een westerling gezien, vooral niet die lange uit Nederland. De mensen om me heen stoten elkaar lachend aan en geven met hun handen het lengteverschil aan.
Na een lange wandeling ben ik een beetje illegaal via een bedrijfsterrein als enige westerling bij de startplaats aangekomen. Boven op een kraan vind ik een prachtige plek vanwaar je een fantastisch uitzicht hebt over de boten die liggen te wachten om te starten. Het zijn er zeker honderd en in iedere boot is het team uitgedost in kleurige shirts. Af en toe kijken ze even omhoog en zwaaien naar me. Natuurlijk zwaai ik terug. Deze mensen zijn zó vriendelijk.

Terug op de boulevard kun je bijna over de mensen lopen. Ik hoef niet helemaal naar voren te dringen want ik kijk gewoon over de hoofden heen. Een vrouw naast me wijst op haar kleine zoontje dat niets kan zien en dan naar m’n schouders? Ach.........., waarom ook niet! Ik pak het mannetje op en zet ‘m op m’n schouders waar ie ineens het beste uitzicht van iedereen heeft. De mensen vinden het blijkbaar zo leuk dat ze me naar voren duwen om het nog beter te kunnen zien. Met wat kunst en vliegwerk zie ik zelfs kans om ook nog wat foto’s te maken van de wedstrijd. Twee aan twee strijden de lange boten om de snelste tijd. De roeiers die aan de kant liggen te wachten moedigen de tegenstanders sportief aan. In sommige boten wordt met wel zesenzestig mensen hard samengewerkt. Voorin elke boot zit de man die met vaak lachwekkende gebaren het slagritme aangeeft. En natuurlijk staat in iedere boot een groot portret van Prins Sihanouk die tijdens het waterfeest jarig is. Ter hoogte van de finish staat de VIP-loge waar prins Sihanouk, ambassadeurs en andere hoogwaardigheidsbekleders mogen zitten. Om vijf uur ‘s middags is de strijd gestreden en wordt de winnende teams uit de verschillende klasses onder luid gejoel gehuldigd. s’ Avonds is het door al het gefeest nog lang gezellig druk op straat.

Als we weer eens aan het ‘Tigeren’ zijn bij een van de andere terrassen langs de boulevard staat er ineens een heuse volwassen olifant vlak voor onze neus. Toevallig zit ik net aan een heerlijke sandwich met kaas en daar heeft het dier zijn oog op laten vallen. Snel verstop ik het bord onder de tafel, maar de slurf  zwiert al over de tafel. Net als ik denk dat ik m’n broodje toch beter in kan leveren is de redding nabij. Een serveerster komt met vier oude stokbroden naar buiten en voert ze aan ons olifantje dat mijn sandwich blijkbaar al vergeten is. Alhoewel, als ik hier over een jaar nog eens terugkom, loop ik het risico een draai om m’n oren te krijgen van deze dikhuid.

Voor de volgende ochtend heb ik een excursie naar Ou Dong gepland. Er gaan acht mensen mee. Ou Dong is de tweede vroegere hoofdstad van Cambodja uit de 17e eeuw en ligt op anderhalf uur rijden ten noorden van Phnom Penh. Onderweg is een Chinees feest bezig, compleet met draken gespeeld door twee mannen in een kostuum met een enorme drakenkop.
De precieze betekenis achter het feest ken ik niet, maar het leverde wel weer de nodige kleurige foto’s op. Op een berg staan de resten van wat eens het centrum was van de Ou Dong. Een ruïne met tien enorme kolommen die vol zitten met kogelgaten van  de Rode Khmer en een aantal in goede staat verkerende tempels. Op de terugweg  stoppen we bij een steenfabriek waar alles nog met de hand gedaan wordt, maar het principe is precies hetzelfde als in Nederland. Het stikt er van de kinderen van de arbeiders die op het bedrijfsterrein wonen. Ze lopen allemaal lekker gek te doen en willen graag op de foto.

Ook hebben we vanaf de boulevard in Phnom Penh een boottocht gemaakt. Met zijn zessen op een boot voor dertig mensen, wat een ruimte! We varen langs Vietnamese en Cambodjaanse vissersdorpen, waarvan sommige islamitisch en de schipper laat ons de wijk zien die tien dagen geleden door een enorme brand werd verwoest. Honderden houten huisjes die dicht tegen elkaar gebouwd waren zijn in een paar uur volledig platgebrand. De brandweer kon er moeilijk bij komen met de grote spuitwagens en als dat al lukte werd er alleen geblust als er betaald werd! Ook een ander wijk is enige dagen daarna platgebrand.

De dochter van een echtpaar uit onze groep woont in Phnom Penh en heeft voor ons een excursie geregeld naar het orthopedische centrum waar ze werkt. Met een bus gaan we op weg naar het hospitaal waarachter het centrum staat. Als we er bijna zijn wil een aan de kant geparkeerde auto zonder te kijken op de weg gaan draaien. Een brommer die wil passeren wordt geraakt door de auto en wordt daardoor naar links geduwd en komt met een klap tegen onze bus aan. Een scheurend en krassend geluid gaat door de bus en het lijkt een eeuwigheid te duren voor we stilstaan. Snel spring ik eruit om de schade op te nemen want ik verwacht niet veel goeds. De brommer zit klem onder de bus en een man met zijn dochtertje zitten op de grond. De man heeft de nodige schaafwonden, maar gelukkig blijkt het meisje nauwelijks gewond te zijn. De chauffeur van de brommer echter is er slechter aan toe. Zijn linkerbeen dat klem zat lijkt gebroken. Door een stel mensen wordt hij snel het ziekenhuis ingebracht. Terwijl onze groep vast naar het orthopedisch centrum gaat wacht ik op de politie en  ander vervoer want onze bus moet  mee naar het politiebureau voor een technische controle.  Na dit oponthoud voeg ik me bij de groep die al rondgeleid wordt. We zien hier hoe de protheses worden aangemeten en gefabriceerd en de ruimte waar de mensen erop leren lopen. Er zijn veel slachtoffers van de landmijnen die nog overal op het platteland liggen, maar ook mensen die door polio misvormde benen hebben. Hier krijgen ze kosteloos een kunstbeen aangemeten en leren ze er op lopen. Ook hierna, als ze alweer terug zijn in hun dorpen, worden ze nog lang begeleid en regelmatig worden de protheses gecontroleerd op slijtage en pasvorm, dit laatste vooral bij de kinderen. Tegenwoordig zijn er ook mensen die zelf proberen de mijnen te  demonteren. Het metaal kunnen ze dan verkopen. Zo zijn er steeds meer slachtoffers die één of beide handen missen.  Het bezoek wordt afgesloten met een video waarop we zien hoe de slachtoffers leefden voor- en nadat ze een prothese kregen. Veel lachende gezichten natuurlijk, kinderen die ineens weer kunnen rennen en voetballen, maar ook een boer die nu zelf geld voor zijn gezin kan verdienen omdat hij zijn land weer kan bewerken.
De Engelse man van de dochter, Michael, is de stuwende kracht achter het project. Tijdens zijn zoektocht naar slachtoffers is hij in een dorpje geweest waar ze zo arm zijn dat ze nog nooit een duizend riel-biljet (27 eurocent) hebben gezien en ook niet willen geloven dat dit bestaat.

Een Amerikaan waar ik een praatje mee heb werkt al drie jaar bij de mijnopruimingsdienst en verteldt dat er nog ongeveer driehonderdduizend mijnen verspreid over het land liggen. Het getal van zes miljoen dat vaak genoemd wordt is dus schromelijk overdreven. Per jaar worden er zo’n twintigduizend mijnen onschadelijk gemaakt.
In ons hotel waar veel buitenlanders tijdelijk ‘wonen’ verteld een landgenoot dat hij een groep mensen coordineert die wa-pens onschadelijk maakt. Om de wapens te vinden wordt in een dorp bijvoorbeeld een waterput gebouwd in ruil voor de wapens die bij de burgers in huis liggen. Kort geleden nog hebben ze in een afgelegen gebied drieduizend wapens verbrand.

Kampot

Na twee nachten  verlaten we ‘s ochtensvroeg de hoofdstad en gaan op weg naar het zuidelijk gelegen Kampot. De wegen zijn hier aanzienlijk beter, dus kunnen we met een achttienpersoonsbus reizen. Onderweg stoppen stoppen we bij de  11e eeuwse Ta Prohm tempel waar we bloemen offeren en een kaars en wierook ontsteken. We zien hier, zoals overal in Cambodja, in oranje gekleedde monniken lopen die, de huizen afgaan om offers in te zamelen. De omwonende van een tempel schenken overgaven en eten. Zij zijn ervan overtuigd dat die naar hun overleden familieleden gaan. De monniken mogen maar tot twaaf uur eten, daarna alleen nog maar drinken.

Dan door naar de Phnom Cisor tempel die op een heuveltop gelegen is. Van daar hebben we een schitterend uitzicht over het verder volledig vlakke land. Je kunt dit klooster steunen door voor minimaal dertig dollar een schildering op de muur te laten maken. De naam van de gulle gever wordt er bij geschreven.
Onderaan de heuvel eten we onze zelf meegebrachte lunch. Kinderen lopen te bedelen om onze lege blikjes die geld op schijnen te leveren. Een vrouw uit onze groep kleedt ter plekke een aantal kleine kinderen aan met meegebrachte kleertjes en wij delen onze lunch met ze. Als we wegrijden komen ze ons allemaal uitzwaaien.
De weg wordt langzamerhand toch weer minder goed en dat merk je met een bus met kapotte schokbrekers des te meer. We stuiteren zo nu en dan van links naar rechts over de ‘weg’. Zodra we iets interessants zien stoppen we altijd. Zo ook bij zijdeweefgetouwen die onder de paalwoningen in de schaduw staan opgesteld. Hier worden door de vrouwen de mooiste sjaals  geweven. Ook wordt hier ongekookte rijst gebakken en vervolgens door twee mensen in een grote vijzel fijn gestampt. Het leuke is dat de mensen zoveel belangstelling leuk vinden en graag op de foto gaan. Ook ontdekken we nog een grappig fenomeen op de weg. Een man op z’n brommer met achterop zijn vrouw die een infuus heeft en de infuuszak aan een stok boven haar hoofd houdt!? Het is voor die vrouw natuurlijk veel goedkoper om thuis in bed te gaan liggen in plaats van in een lokaal hospitaaltje.
Verder zien we bij een brug uitgeholde palmboomstammen in het water drijven waar zand in vervoerd wordt. Het zand wordt van de bodem van het één meter diepe water met de hand opgeschept en in de boot gedumpt. Vervolgens wordt het bootje naar de kant getrokken waar het weer uitgeladen wordt. Daar wordt het in draagmanden geschept om het naar de weg te brengen om daar uiteindelijk in een vrachtwagen geschept te worden. Volgens ons zou het eenvoudiger kunnen, maar het levert natuurlijk wel de nodige werkgelegenheid op en dat is zeker niet onbelangrijk.

Het toeval wil dat er net een kersvers bruidspaar op de brug hun bruidsfoto’s laat maken. Voor ons een koud kunstje om even naast de fotograaf te gaan staan en een paar leuke bruidsfoto’s te ‘trekken’ zoals onze Belgische deelneemster steeds zei.

Links vanuit de bus zien we de Elephantmountains al liggen waar we morgen vanuit Kampot heen gaan. Dit gebied is pas sinds twee jaar opengesteld voor de toeristen omdat het daarvoor het gebied was van de Rode Khmer en dus niet bepaald ongevaarlijk. In 1994 zijn hier door de Rode Khmer nog drie toeristen gedood.
Om een uur of vier arriveren we moe in Kampot. Snel inchecken en dan wandelend naar de rivier. In de straten zijn kinderen, net als in Nederland lang geleden, verdiept in hun knikkerspel. Aan de rivier is een lunchterras van een Duitser waar we goed kunnen bijkomen van de lange reis.

Bokor National Park

 ‘s Ochtends gaan we voor een dagtocht met twee busjes op weg naar het Bokor National Park. Dat wil zeggen; ik ga wel mee, maar niet in de busjes. Ik heb een stoere 250 cc trailmotor gehuurd. Naar een rijbewijs wordt niet gevraagd. Kosten? 5 US$ per dag! Wel exclusief benzine! De parkrangers weten te vertellen dat de weg naar boven sinds vandaag weer begaanbaar is. Er was vier dagen terug een varken op een landmijn getrapt waardoor in het pad een gat was geslagen.
In twee en een half uur klimmen we via een onverhard pad naar 1070 meter waar je op de bergtop het vergane Bokor Palace kunt vinden. Dit is een hotelcasino uit 1928 waar tijdens betere tijden door Franse kolonisten en rijke Cambodjanen gegokt werd. Als het wat tegen zat was het niet ongebruikelijk dat de berooide gedupeerde zich van de rotsen afstortte.
Het Palace is tussen ’75  en ’79 door de Rode Khmer vakkundig vernield en heeft nu een mysterieuze uitstraling, vooral als de bergtop gehuld gaat in nevelen. De ooit witgrijze buitenmuren zijn nu begroeid met steenrode mossen en vormen een mooi contrast met de groene vegetatie eromheen. Verder staan er nog wat koloniale woningen, een zeer klein hospitaal en een kerk. Via een kilometers lang zijspoor komen we bij één van de mooiste watervallen die ik gezien heb. Je kunt achter het watergordijn langslopen.
Na een welverdiende lunch maken we langs dezelfde weg de lange afdaling terug naar de kust. Hier bezoeken we op de terugweg een vissersdorp dat aan de Golf van Thailand ligt. Het bestaat uit niet meer dan tien bamboe en riethuisjes en een winkel. Een paar minuten nadat we aangekomen zijn lopen de kleine bootjes binnen.
De volle manden met krab worden met behulp van een lange stok door de hengsels door twee man, lopend door het water op het strand gebracht. Hier worden ze in een motortrailer geladen. Een motortrailer is een zware aanhanger op twee wielen die achter een 150 cc motorfiets wordt gehangen. Dit is ‘het’ vervoermiddel in Cambodja. Hij wordt hier  'remorque' genoemd wat in het Frans 'aanhangwagen' betekent. Sommige krab is aan boord al gekookt en wij mogen er even van proeven. Dat smaakt niet verkeerd!
Inmiddels is er een marktkoopman aangekomen die uit een grote hoop op de grond kleding aan het verkopen is. Omdat de dorpsbewoners zijn waar wat te duur vinden helpen een aantal mensen uit onze groep even. De dames beginnen te graaien (het lijkt Hans Textiel wel) en snel worden een paar kinderen in nieuwe kleren gehesen. Duizend riel (62 cent) voor een shirtje is voor ons niet te veel.

Kep

De motortrailer is zoals gezegd een ideaal vervoermiddel. Nou, dat willen wij natuurlijk wel eens uitproberen. Met zes personen per ‘remorque’ gaan we de volgende ochtend op weg naar mooie kalksteengrotten. De plaatselijke bevolking vindt ons initiatief blijkbaar erg orgineel want overal langs de weg staan mensen te zwaaien. Het bevalt zo goed dat we doorrijden naar Kep.
In het vroegere Frans koloniale strandoord Kep staat veel vergane glorie. Mooie oude villa’s aan de kust die in de oorlog vernield zijn door de Rode Khmer, eeuwig zonde! Aan het strand wordt toevallig (weer Summum?) net een vissersnet door een man of vijftien naar binnen getrokken. Van een afstandje zie ik dat de mannen met grote knuppels op de kleine vis inslaan. Beetje vreemd lijkt me om kleine vis dood te willen slaan! Ik loop het water in om het beter te kunnen bekijken en dan blijken er een viertal haaien tussen de vissen te zitten. Niet van die grote, maar toch! Als ze de strijd hebben opgegeven worden ze op het dek van de boot gelegd waar ze nog een vergeefse poging doen om een arm van één van de vissers door te bijten. Eén van de deelneemsters (Ingrid) neemt het initiatief om te gaan zwemmen en al snel ligt de hele ploeg in het warme water te dobberen. Zwemmen maakt hongerig, dus we sluiten deze trip af bij één van de visstalletjes aan het strand. Verser kan het niet.

Tegen de avond zijn we terug in Kampot waar we bij een Cambodjaans restaurant aan de rivier wat gaan eten. De jonge meiden die bedienen spreken geen woord Engels en wij geen Khmer en dit levert iedere keer weer de nodige komische misverstanden op. Bas, de oudste van het stel met zijn 73 jaar vindt dat er in zijn ‘Fried rice with chicken’ nauwelijks kip te vinden is. We roepen een van de dames en Bas geeft, inclusief de geluiden, een perfecte immitatie van een kip ten beste. De vogeltjesdans is er niets bij! Tegelijkertijd wijst hij naar zijn eten. Uiteraard ligt iedereen in een deuk, ook de serveerster die meteen snapt waar de schoen wringt. Om aan te tonen dat er wel degelijk kip in het eten verwerkt is steekt ze tot onze verbazing zonder blikken of blozen een duim en een wijsvinger in de berg rijst en vist er een klein stukje kip uit. Nu is het de beurt van Bas om in de lach te schieten en hij geeft met zijn handen aan dat hij toch graag een iets groter stuk kip heeft. Het bord gaat mee naar de keuken en komt iets later terug met inderdaad grotere stukken kip die goed zichtbaar boven op de rijst zijn gelegd. Om verdere klachten te voorkomen wijst de vriendelijke serveerster Bas de stukken kip toch nog even aan. Je weet het maar nooit met zijn oude grijsaard…

Sihanoukville (ook wel Kompong Som)

Na Kampot reizen we met twee busjes en een pick-uptruck, voor de liefhebbers die graag buiten zitten, over de kustweg  richting onze eindbestemming, Sihanoukville. Dit is een havenplaats met wat stranden en mooie eilanden voor de kust.
Een Nederlandse vrouw (Tanja) heeft hier een restaurant/guesthouse en biedt aan me de stad en omgeving te laten zien. Natuurlijk met de bedoeling dat we dan een keer bij haar komen eten of een boottocht boeken. Op haar orginele zilvergrijze Vespa-Scooter uit 1960 laat ze me alle interessante plekken zien. Onder andere het verlaten Independence Hotel waar ooit Catherine Deneuve en Jacky Kennedy gelogeerd hebben. In de oorlog is het nog gebruikt als kwartier voor de Rode Khmer. In het restaurant/casino hangen nog steeds de enorme kroonluchters die te zwaar zijn om ze weg te halen.

Met acht mensen rijden we op onze gehuurde brommers de volgende ochtend naar het Preah Sihanouk National Park waar we in een boot stappen. De stuurman houdt er behoorlijk de vaart in waardoor de boot hoge golven veroorzaakt. De meeste vissers in hun kleine bootjes kunnen er wel om lachen, maar een enkeling die veel water binnen krijgt steekt kwaad zijn arm op. Af en toe, bij fotogenieke plekjes, houdt de stuurman op ons verzoek even het gas in. We varen verder langs mangrove bossen en zien tot onze verbazing een viertal dolfijnen die hier volgens ingewijden niet meer zouden zijn. Uiteindelijk arriveren we bij een volledig verlaten strand we gedropt worden. Een Robinson Crusou-gevoel overvalt ons.
Na twee uur ontspannen dobberen en zonnen hebben we het wel gezien en beginnnen we aan de korte wandeling door een bos naar een vissersnederzetting. Deze ligt zo afgelegen dat de kinderen niet eens naar school gaan. (noot: op de allerlaatste reis was hier zowaar een ‘klaslokaaltje’ van bamboe gebouwd). Hier worden we weer opgehaald door onze boot en nu varen we terug door de smalle kreken van de mangrovebossen waar we een aantal mooie watervogels zien.

Een andere ochtend gaan we vroeg op weg naar een groot vissersdorp waar complete ‘stijgerstraten’ van bamboe en planken over het water door het dorp lopen. Armoe is hier troef, maar de bewoners lijken er, aan hun lachende gezichten te zien, niet zichtbaar onder te lijden en vinden het prachtig dat iemand foto’s komt maken.
‘s Middags maken we met een paar onder leiding van een Engelsman een wandeling door bossen, rijstvelden en over stranden. De tocht begint met een vijftien meter lange gammele bamboebrug die op  vijf meter hoogte boven een rivier hangt. Reden voor de eerste twee wandelaars om af te haken. De tocht eindigt bij een ondiepe rivier waar een bootje klaar had moeten liggen, maar je begrijpt het al, die lag er niet. Schoenen uit dus en waden.Twee wandelaars vinden dit maar niets en besluiten het hele stuk terug te lopen. En het einde is zo dichtbij! Aan de overkant van het water ligt een dorpje waar we afsluiten met een ‘dineetje’.

Een boottocht naar een van de eilanden valt een beetje tegen omdat er geen strand is. Het is hoog water en dus moeten we dan maar op de rotsen zitten. Het strand op het ‘vasteland’ is beter. Daar komen meisjes langs met enorme schalen vol ananassen op hun hoofd. Met een handige snijtechniek toveren ze de vruchten om in eetbare stukken.
Het einde van de reis is in zicht. Na drie dagen lekker relaxen rijden we over de zoevende highway No 4 in vier uur terug naar het vliegveld van Phnom Penh waar ik afscheid van de groep neem en zelf terugvlieg naar Bangkok om na twee dagen rust de volgende groep reizigers van het vliegveld te halen.
Oja, de Sint en zijn Pieten zijn uiteindelijk toch nog ontmaskerd. Het handschrift van de bedankbriefjes die ik op het einde van de reis kreeg heb ik vergeleken met het Sinterklaasgedicht en toen vielen de gulle gevers al snel door de mand. De daders hebben uiteindelijk bekend!

Ik had gedacht dat ik na de eerste reizen veel minder dia’s zou maken, maar omdat ik steeds weer nieuwe dingen zie die de moeite waard zijn heb ik bijna het zelfde aantal films volgeschoten als op de eerste reis. Tijdens de derde reis waar ik nu mee bezig ben blijkt dat het landschap drastisch aan het veranderen is. Het water zakt, de vissers worden akkerbouwers. Overal waar je kijkt wordt er geploegd met behulp van houten ploegen en ossen, en zijn de boeren rijst aan het planten of wordt er geoogst. Kortom, oog- en lensstrelende plaatjes glijden voortdurend aan ons voorbij.

Groeten vanuit Phnom Penh,

Vincent    © januari 2004




Algemene informatie:
Op de vierde reis van 22 dec tot 11 jan. ‘03 was het al een stuk droger en veel stoffiger. Ook was er al veel geoogst, en daardoor dus minder activiteit op het land.

Een goede reistijd voor het zien van vis- en landbouwactiviteit is van medio oktober tot medio december.




Routekaart

De grens

Angkor Wat

Karaoke

Phnom Penh

Het noordoosten

Het mijndorp

Het waterfestival

Kampot

Bokor Nat. Park

Sihanoukville

Algemene informatie